Bijna al ons gedrag speelt zich af in een sociale setting: met andere mensen. Denk aan de organisatie, de vriendengroep, het gezin, de vereniging – allerlei verschillende contexten waarin we gedrag laten zien. De invloed van de context op het gedrag van het individu is aanzienlijk, veel groter dan we ons doorgaans bewust zijn. We zijn echter gewend vooral nadruk op de individuele keuze voor gedrag te leggen. We maken gedrag van anderen dan persoonlijk en we vergeten de enorme invloed van de context op het gedrag van het individu.
Als je vanuit systeemdenken kijkt naar een systeem met mensen, kijk je naar de interactiepatronen tussen alle leden van het systeem en de effecten die deze patronen hebben op het individuele gedrag. Je plaatst het gedrag van het individu in de context van het systeem waarin het individu zich op dat moment bevindt. Het systeemdenken kreeg in verschillende disciplines tegelijkertijd vorm in de jaren vijftig van de vorige eeuw, ook binnen de sociologie en psychologie. Zo kwam de invloed van het sociale systeem (bijvoorbeeld het gezin) op het gedrag van het individu nadrukkelijker in beeld. In 1956 verschijnt het eerste artikel dat het individuele gedrag koppelt aan de context in plaats van individuele kenmerken, van Gregory Bateson (Bateson et al., 1956). In 1967 helpt het boek Pragmatics of Human Communication van Paul Watzlawick en collega’s het gedachtegoed verder te verspreiden.
Interventie zonder het beoogde effect
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de systeembenadering voor het eerst gebruikt in de gezinshulpverlening. In probleemgezinnen was het gebruikelijk dat probleemkinderen als interventie door hulpverleners uit huis geplaatst werden om meer rust in het gezin te krijgen en de problemen op te lossen. Maar deze interventie had vaak niet het beoogde effect. Men ging ervan uit dat wanneer het probleemkind – de oorzaak – uit huis geplaatst was, het totale gezin hiermee zou zijn geholpen. Het had echter een ander effect: het probleemkind liet in een andere context ander gedrag zien en het probleemgedrag in het oorspronkelijke gezin bleef bestaan, maar werd nu door andere kinderen vertoond.
Door met een systeembril te kijken naar het gezin wordt zichtbaar dat de dynamiek in het gezin ertoe leidt dat een van de kinderen probleemgedrag laat zien. Het ligt niet aan het kind: het gedrag van het kind is een schakel binnen de interactie in het gezin als geheel systeem. Hierin hebben onbewust álle gezinsleden een belangrijke rol. Het gaat hierbij om dynamieken die sterker zijn, of voorbijgaan aan een ‘bewuste individuele keuze’.
Taaksystemen
Hetzelfde gebeurt elke dag in taaksystemen. Groepen wijzen onbewust stereotiepe rollen toe aan de leden van de groep. Denk aan de rol van ‘de leider’, ‘de regelaar’, ‘de bemiddelaar’, ‘de zeurpiet’, ‘de nar’, ‘het zwarte schaap’, ‘de zwakkere’, ‘de verpleger’ enzovoort. Uiteraard zegt de rol waarin het individu wordt getrokken wel degelijk iets over dat individu; de een zal sneller de rol van leider toebedeeld krijgen dan de ander. Dát deze rollen impliciet toebedeeld worden aan bepaalde leden, gebeurt echter in de dynamiek van het taaksysteem als geheel: alle leden dragen eraan bij. Het hoort bij de werking van de groep als geheel.
Groepen wijzen onbewust rollen toe aan de leden.
De impuls om gedrag van anderen vooral persoonlijk te maken en de context te vergeten, is heel sterk. We doen het voortdurend: kijk maar naar het nieuws. ‘De schuld’ voor allerlei situaties wordt steeds bij een of meerdere personen gelegd. Ook voor onszelf maken we gedrag in een sociale context snel persoonlijk. De begeleider van het team die het zichzelf kwalijk neemt dat hij weer in de regelstand is gesprongen, te veel ruimte innam, te weinig ruimte innam enzovoort … Herkenbaar?
Wat maakt het zo verleidelijk om gedrag persoonlijk te maken?
Twee redenen lijken een grote rol te spelen:
- We gaan als mens een relatie aan met individuen binnen een groep, niet met een groep als geheel.
- We hebben geleerd gedrag persoonlijk te maken.
We leggen een relatie met individuen
Van nature zijn we erop gericht om vooral naar individuele leden in de groep te kijken. Voor onze overleving is het essentieel dat we ons kunnen verhouden totalle andere individuele leden van de groep. We willen weten wie onze maatjes zijn, welke leden we wel of niet kunnen vertrouwen, over welke leden we kunnen domineren en welke leden juist óns de baas zijn. We zijn voortdurend (ook onbewust) bezig met onze sociale positie in de groep. Wie geen lid mag zijn, kan niet rekenen op sociale steun en de kracht die van de gemeenschap uitgaat. En buiten de groep is de eenling vele malen kwetsbaarder dan binnen de groep.
We scannen doorlopend: waar is gevaar? Met wie kan ik verbinding maken? We hebben interactie met anderen nodig voor onze gezondheid (de uitzonderlijke kluizenaar daargelaten). Eenzaamheid verhoogt de aanmaak van stresshormonen in ons lichaam en kan ons daarmee letterlijk ziek maken (Spitzer 2018). De sociale problemen die uit de recente coronacrisis maatschappelijk opspelen, laten eens te meer zien hoe belangrijk nabijheid voor onze soort is.
We hebben een sociaal geprogrammeerd brein: gefixeerd op de gezichten en lichaamstaal van onze soortgenoten. Deze ingebouwde programma’s zijn oeroud en zitten diep genesteld. We scannen onwillekeurig en voortdurend de gezichten en lijven van de andere leden van de groep. Dit mechanisme is vanaf onze geboorte direct actief. Liever dan kijken naar het geheel kijken we naar de individuele leden. Daar is de eerste bescherming te halen.
We hebben geleerd gedrag en gevoel persoonlijk te maken
We kijken dus het liefst naar de andere personen in de groep. We hebben daarbij automatisch de impuls om gedrag, gedachtes en gevoelens ‘persoonlijk te maken’, iets wat we in onze socialisatie als individu van jongs af aan hebben geleerd.We koppelen ze uitsluitend aan de persoon: onszelf of de ander.
Persoonlijk maken: betrekking hebbend op de persoon zelf.
Het persoonlijk maken van gedrag is nodig oftewel functioneel om als individu te leren functioneren in het gezin of een ander systeem waarin we opgroeien. We zijn als mens vele jaren afhankelijk van onze primaire verzorgers; daarin is het van groot belang dat we precies leren afstemmen op wat sociaal aangepast (goed) en sociaal onaangepast (fout) is. Als het doel is om een kind op te voeden, is het persoonlijk maken van gedrag heel functioneel. Het kind leert over het effect van zijn gedrag en leert zo te functioneren in de sociale context van het gezin of de klas op school.
Kenmerken van persoonlijk maken
Kenmerkend aan persoonlijk maken is:
- gedrag van de persoon (onszelf of een ander) koppelen aan individuele kenmerken of competenties van deze persoon;
- een waardeoordeel koppelen aan het gedrag, de gedachte of het gevoel: het is goed of fout.
Voorbeelden van persoonlijk maken zijn overal te vinden. Het is goed je te realiseren dat onze eerste neiging altijd zal zijn om ‘het persoonlijk te maken’ als we ergens emotioneel door geraakt worden. Zo zijn we geprogrammeerd. We willen een oorzaak en de oorzaak ligt bij onszelf of bij een ander. Dat geeft een gevoel van grip. Hoe pijnlijk ook. Een oorzaak betekent dat je kunt handelen. Je kunt de oorzaak elimineren door zelf afstand te nemen van de situatie of de ander eruit te zetten.
‘We zitten in een meeting. We discussiëren over de aanpak van een belangrijke procedurewijziging in ons factureringsproces. Maarten is onze meest ervaren collega. Ik heb het idee dat hij het totaal niet belangrijk vindt wat ik zeg. Ik merk dat hij geen oogcontact maakt als ik iets inbreng. Hij kijkt meestal weg of naar Meryam. Ze wachten totdat ik uitgepraat ben, maar beginnen dan over iets totáál anders! Alsof ik niets gezegd heb! Ik voel me steeds minder op mijn gemak. Voelen ze zich te goed voor dit onderwerp of vinden ze mij te min? Ik zal blij zijn als Maarten opstapt hier.’
‘Jemig wat een ge-emmer, zo moeilijk is dit toch niet! Urenlang blijven we doorzeuren op de vierkante millimeter. Iedereen zit hier z’n geweldige intelligentie te laten zien. Wat een geneuzel. Kom op, gewoon even een knoop doorhakken!’
Leren & Reflectie
Zijn er collega’s die jij – misschien alleen in gedachten – schuldig acht aan bepaald gedrag of uitkomsten? Probeer nu eens uit te zoomen. Kun je nieuwsgierig zijn naar de dynamiek die in het systeem actief is die mogelijk dit gedrag bij je collega(s) uitlokt?
Bron: Competente mensen incompetente teams
Door: Jobbeke de Jong