Zodra we tegen een ethisch vraagstuk aanlopen, puzzelen we op een vraag waarvan het antwoord niet zonder meer te geven is. Daarmee verschilt een moreel vraagstuk wezenlijk van een praktisch vraagstuk (wat moeten we kunnen in deze situatie?) of een kennisvraagstuk(wat moeten we weten in deze situatie?). Zo’n morele vraagdwingt ons om onderzoek te doen met elkaar. Het brengt ons immers niet zoveel verder wanneer we hard roepen wat we vinden. Zodra dat gebeurt in een gesprek, krijg ik steevast het beeld van een quilt: allemaal niet per se samenhangende lapjes die lustig aan elkaar gestikt zijn. Schitterend en een te prijzen ambacht! Maar als het om de vergelijking met een gesprek gaat, dan proef ik vooral de enorme inspanning die het kost om alles bij elkaar te krijgen en te houden. Als dat al lukt.

Vraagstukken zonder eenduidig antwoord
Speciaal voor NOBCO-coaches
-
Wist je dat je als lid van de NOBCO toegang hebt tot de Boom Coaching Collectie? Hier vind je bijna 300 coachingsboeken die je online kunt lezen. Door gebruik te maken van de Boom Coaching Collectie kun je jezelf verder ontwikkelen en je coachees nog beter begeleiden. Log dus hier snel in!
In de ethiek houden we ons dus per definitie bezig met vraagstukken die niet zonder meer tot een eenduidig antwoord leiden. En die daarom uitnodigen tot gezamenlijk onderzoek en gezamenlijk leren. Onderzoeken betekent dat je het antwoord nog niet weet. Want als je het antwoord wel weet, nou ja – dan hoef je niet te onderzoeken natuurlijk.Zo’n onderzoeksgesprek over een ethisch vraagstuk noemen we een ‘moreel beraad’. Moreel beraden hebben een vaste gespreksstructuur (liever: onderzoeksstructuur) en worden door een specifiek getrainde gespreksleider gefaciliteerd. Er bestaan vele varianten van, maar het gezamenlijk onderzoek hebben ze allemaal gemeen. Je begrijpt, met mijn voorliefde voor de dialoog stel ik in mijn moreel beraden altijd de dialoog centraal: een vrolijk, gedisciplineerd onderzoeksgesprek over een vraagstuk waarvan het antwoord niet direct duidelijk is.
Een gespreksleider van zo’n moreel beraad vraagt van zijn deelnemers dat ze bereid zijn hun antwoorden steeds als voorlopig te zien. Om bereid te zijn twijfel toe te laten tot hun opvattingen en hun denken. Waardoor ze voortdurend open blijven staan voor nieuwe inzichten en opvattingen. Niet omdat ze van opvatting zouden moeten veranderen, welnee, dat is het doel helemaal niet. Maar om ze in een houding te brengen waarin ze hun opvatting steekhoudend kunnen onderbouwen. Of nuanceren. Of veranderen. Want dat mág natuurlijk wel.
Bij ethische vraagstukken spelen waarden en normen (of maden en wormen, wat je lekker vindt) altijd een rol: wat staat er in essentie onder druk in dit vraagstuk? Dat wat van het hoogste belang wordt geacht, dat waarvan jij in één woord kunt zeggen: ‘Dit gaat me hier aan het hart!’ – dat is de waarde die in het geding is. En hoe je die waarde in je handelen terugziet, dat is de norm die daarbij hoort.
Eerlijk?
Over waarden zijn we het doorgaans wel eens. Als ik aan een zaal met tachtig mensen vraag: ‘Wie van jullie is er tegen respect?’ of: ‘Wie van jullie vindt eerlijkheid complete onzin?’, dan is de kans groot dat er maar weinig vingers de lucht in zullen gaan. Sterker: ik verwacht dat er niet één vinger de lucht in gaat (nou ja, het zijn ook geen fraaie vragen, dat geef ik toe). Maar als ik vraag wat er behoort te gebeuren om te spreken van bijvoorbeeld ‘eerlijkheid’, dan komen er ineens allerlei verschillende opvattingen (normen) naar voren. Stefan zegt bijvoorbeeld: ‘Als ik eerlijk ben, bedoel ik dat ik alles moet zeggen wat ik weet.’ Bram zou kunnen zeggen: ‘Om te voorkomen dat ik iemand kwets of verdriet doe, kan het zijn dat ik sommige dingen verzwijg, maar dan noem ik mezelf nog steeds eerlijk.’ En Karin zegt misschien: ‘Ik ben zeker altijd eerlijk, ook als ik soms kleine leugentjes om bestwil gebruik.’ Dat is interessant: ze noemen zichzelf alle drie eerlijk (dat is de waarde dus), maar hoe ze die eerlijkheid in hun handelen tonen (dat is de norm die erbij hoort), verschilt nogal sterk. In een dialoog gaan we niet op zoek naar wie er gelijk heeft, maar leren we van de onderlinge verschillen. En om dat te doen, beoefenen we in zo’n gesprek de vaardigheden die behoren tot het domein van de dialoog. Luisteren is daarin essentieel.
Bron: Luisterboek
Door: Froukje Weidema