Beste Leike,
We leven in tijden van korte lontjes, van hevige frustraties. We zien een kabinet dat zwicht voor de druk om de lockdown te verslappen (ze noemen het versoepelen) omdat “mensen het niet meer aankunnen”. Niet alleen scholieren mogen een dagje naar school, maar je mag in tijdslots naar de winkel en weer naar de kapper (menselijke waardigheid las ik ergens).
Zo anders dan bij de Britten, bij wie afzien tot de volksaard lijkt te behoren: “Keep calm and carry on”. Zou het vermogen om keurig op je beurt te wachten (in the queue) iets te maken hebben met het kunnen uitstellen van behoeftebevrediging in het algemeen? Zijn wij eigenlijk een ongeduldig voordringvolkje?
We lazen ooit in het mooie boekje van Ignaas Devisch ‘Het empathisch teveel’ hoe een constant beroep op onze empathie leidt tot willekeur en irrationele afwegingen. Het geeft ruimte aan ongelijkheid omdat empathie nu eenmaal specifiek is; een filmpje over Jemen kan je stimuleren je portemonnee te trekken, maar als er geen filmpje over de Oeigoeren is…. Hij pleit voor een werkbare onverschilligheid. Zo toomt hij de empathie in met het verstand.
Ik ben zelf in de jaren zestig grootgebracht met de waarde van gezond verstand. Huilen werd je nog wel vergeven als kind, maar het was iets dat je moest afleren. “Een gebroken been is erger” was een van de gevleugelde uitdrukkingen van mijn moeder. De naoorlogse wederopbouw ging om hard werken, afzien en niet zeuren. Het moet eind jaren zestig zijn geweest dat onze emoties emancipeerden. Love was het toverwoord van de hippies, de pil gaf onze lust meer ruimte, de verbeelding moest aan de macht, woorden als frustratie verhuisden van de spreekkamer van de therapeut naar het maatschappelijk debat, het persoonlijke werd politiek. Ik herinner me dat ik op de sociale academie leerde dat gevoelens feiten zijn en dat ongeveer alles ‘moet kunnen’. We kregen het inzicht dat veel van ons gedrag eerder door gevoelens gedreven werd dan door rationele afwegingen. Managers werden in ‘sensitivitytrainingen’ geconfronteerd met onderbewuste drijfveren; soms leerzaam, soms met dramatische gevolgen. Emoties en gevoelens waren niet langer persoonlijke drijfveren die achter een stiff upperlip verborgen dienden te worden, maar werden bevrijd en daarmee relevant.
Ik weet niet waar het gebeurd is, mogelijk is het zo’n emergent proces waar je de vinger niet op kunt leggen, maar ik heb het gevoel dat onze waardering voor emoties gaandeweg enorm uit de hand is gelopen. Mensen gaan om de haverklap uit hun dak, uiten dat in social media, spreken in hyperlatieven in de talkshows en zien hun persoonlijke emoties als ‘epic’ ervaringen. Persoonlijk kan ik af en toe ook koken als ik zie hoe de boven ons gestelden deze crisis managen. Maar hoe productief is die boosheid nu eigenlijk?
Ik moet vaak denken aan René Gude, die zijn emoties als terminale kankerpatiënt temde met ‘humeurmanagement’. Niet verdrietig en lamgeslagen op de bank gaan liggen, ook niet ontkennen dat het mis gaat, maar iets ertussen in: het humeur managen met het verstand. Een verstandige man, die René. Moeten we met hem in gedachten niet juist de luidst geschreeuwde emoties dempen, en onze kop erbij houden voor het zorgvuldig in evenwicht houden van het collectieve humeur? En een beetje op onze beurt wachten?
Groet, Jaap
Veranderkundigen Leike van Oss en Jaap van ’t Hek schreven samen veel boeken over verandermanagement en veranderkunde. Daarnaast schrijven ze elkaar brieven. Hun nieuwste boek Onmacht staat op de longlist van de verkiezing voor Managementboek van het Jaar en is genomineerd voor Ooa Boek van het Jaar.