Als we gaan kijken naar hoe ons brein werkt, is het eerste interessante gegeven dat je brein eigenlijk niet uit één geheel, maar uit drie subbreinen bestaat. Deze zijn rondom elkaar opgebouwd, zoals een ui met een kern en twee dikke schillen.
Reptielenbrein
In het binnenste van onze hersenen ligt het oudste deel, ook wel ons reptielenbrein genoemd. Dit gebied ontvangt input vanuit je lichaam en stuurt ook weer input terug het brein in om de basale vitale processen van hartslag en ademhaling aan te sturen. Dit breindeel houdt zich bezig met je behoefte aan voedsel, veiligheid, bescherming en voortplanting (ook dat is een overlevingsmechanisme).
Als je een sterke drang voelt om bepaalde dingen te doen, dan is de kans groot dat dit deel van je brein en het volgende deel in actie zijn. Lang geleden, toen ‘we’ ons als levende wezens op deze aarde ontwikkelden naar onder andere zoogdieren, ontwikkelde zich in de hersenen het limbisch systeem, vaak ‘zoogdierenbrein’ genoemd. Van een ieniemienie klein reptielenbreintje (denk aan dat van de hagedis!) naar een extra laag met cellen die ‘ons’ als zoogdieren meer ruimte gaf om extra, nieuwe en bruikbare vaardigheden te ontwikkelen. Dankzij het limbische deel van ons brein kunnen we wat er om ons heen gebeurt evalueren door er emoties aan te koppelen. Om ons daarmee te motiveren adequaat te reageren of te handelen: vechten, vluchten, vermijden, verleiden, achternajagen et cetera.
Ons limbisch systeem heeft ook een rol in de verbinding die we voelen in de relaties met anderen. Logisch ook eigenlijk wel: omdat we als soort alleen maar konden (en kunnen) overleven door voortplanting. Daarnaast waren we als zoogdier vaak ook ten dode opgeschreven als we buiten onze kudde vielen.
Het limbisch brein is ook belangrijk voor het opslaan van herinneringen, feiten en ervaringen en de emoties die we daarbij hadden. Om te leren. Dat gebeurt onder andere in de hippocampus, ons geheugencentrum. Herinneringen kwamen ons zoogdierenbrein goed van pas omdat het slim was om enerzijds gevaren en anderzijds kansen op voeding/voortplanting/bescherming te onthouden. Om zo de overlevingskansen als soort en als individu te optimaliseren.
Amygdala
In het diepste van ons limbisch systeem ligt de amygdala. Deze speelt een centrale rol in onze stressreactie en zorgt er bijvoorbeeld voor dat je je helemaal rot schrikt als je een kamer binnenloopt en iemand opeens achter een deur vandaan springt. Om vervolgens de befaamde vecht-of-vluchtreactie te triggeren. De amygdala activeert deze reactie supersnel door stresshormonen zoals adrenaline en cortisol rond te gaan pompen, zodat je lichaam zich in een nanoseconde klaarmaakt om te vechten voor overleving of te vluchten naar veiligheid (of te ‘bevriezen’). In onze huidige wereld kan de amygdala, getriggerd door stress, soms zorgen voor een amygdala highjack. Cortisol en adrenaline worden dan rondgepompt op een erg onhandig moment en je emoties kapen je brein zodat je nauwelijks nog rationeel kunt nadenken.
Amygdala en hippocampus
- De amygdala controleert emotionele responsen en helpt je brein bij het opslaan van herinneringen.
- Ze werkt nauw samen met de hippocampus.
- De hippocampus speelt een rol in geheugen, navigatie en emotionele respons.
Het ‘nieuwste’ deel van ons menselijk brein is meteen het grootste deel. Dit is ook wat we vaak herkennen van de plaatjes en wat we voor ons zien als we aan hersenen denken: een grijze massa vol met kronkels die zich in elkaar wokkelen.
Hier ontstaat de ingewikkelde wereld van onze gedachten en overdenkingen. Dit deel, de neocortex, wordt ook wel het centrum voor de ‘hogere hersenfuncties’ of CEO-brein genoemd en wordt gekoppeld aan allerlei vaardigheden zoals informatieverwerking, perceptie en interpretatie, besluitvorming en taal, flexibiliteit, creativiteit, sociaal gedrag, leer- en (zelf)reflectievermogen.
Het is niet altijd gemakkelijk om een zoogdier met zo’n grote neocortex te zijn. Onze neocortex heeft namelijk meer dan genoeg neuronen om ons allerlei gebeurtenissen en zelfs toekomstvoorspellingen in te beelden die we ons echt niet zouden voorstellen als we bijvoorbeeld het brein van een hond zouden hebben.
Breinen maken positivisme soms moeilijk
Handig, want met die neocortex lossen we problemen vaak al op voordat het te laat is. Eigenlijk hebben we een levende computer in ons hoofd die heel vaak briljant werkt.
Maar minstens zo vaak vindt helaas juist ook het tegenovergestelde plaats. Want onze neocortex produceert net zo hard ook allerlei angstgedachten en zorgen om gebeurtenissen in de toekomst of het verleden. En die drie subbreinen, met hun onderliggende subgebiedjes, maken het ons ook soms extra moeilijk om altijd de positiefste en handigste keuzes te maken. Ze ‘concurreren’ namelijk in feite altijd om onze aandacht. En dus om hoe onze reactie op een gebeurtenis of trigger eruitziet. Elk breingebiedje heeft zijn eigen insteek over wat het belangrijkst voor ons is. Dat is ook wat ons zo kwetsbaar en gevoelig maakt voor heel basale verleidingen en oude oermechanismen. Een groot deel van deze mechanismen vindt daarbij heel verraderlijk onbewust plaats, zonder dat we het doorhebben. Onze oudste breindelen werken daarbij het sterkst, snelst en onbewust. En bepalen daardoor meestal hoe we reageren op triggers uit onze omgeving.
Een wellicht herkenbaar voorbeeld van ons oerbrein in actie: als er een uitgebreid buffet voor onze neus staat, zijn de meesten van ons weerloos tegen de drang van ons limbisch brein om (weer) te veel op te scheppen. En eten we veel meer dan we willen en weten dat goed voor ons is. Of, als we oprechte feedback krijgen, kaapt onze amygdala ons denkvermogen waardoor we alleen nog maar kritiek horen en zeker niet de positieve feedback. Dat komt doordat die oude mechanismen zijn ingesteld op indicatoren van schaarste, gevaar, pijn en bedreigingen. Niet direct een optimistische basisinstelling dus.
Bron: Optimisme aan het werk
Door: Juul van den Boomen