Schets een spannende situatie uit jouw samenwerkingspraktijk, doorgrond je eigen spanning en doorloop de volgende tien vragen:
- Â Op welk moment werd je je voor het eerst bewust van deze spanning?
- Wat doet deze spanning met jou?
- Bij wie (op welke niveaus in de organisatie) is de spanning nog meer voelbaar en zichtbaar?
- 4. In welke categorie(ën) (performing, organizing, belonging, learning – zie het boek: Tweebenig samen werken) valt de spanning?
- Welke paradoxen (contrasterende waarden) liggen ten grondslag aan de spanning?
- Wat is het belang van de ene zijde en wat van de andere zijde?
- Wat was de reactie van jouw organisatie op deze spanning?
- Hoe ben je zelf met de spanning omgegaan?
- Welke onderdelen van je aanpak waren wel of niet effectief?
- Wat hield je tegen en wat had je hierbij geholpen?