
Ethiek betekent weloverwogen keuzes maken voor bepaald gedrag, het macht uitoefenen over jezelf en het veranderen van sociaal verworven gewoontes en denkwijzen. Ethiek is dus niet alleen een theorie, het is evenzeer een praktijk, een belichaming, een levensstijl. Het punt is om de vrijheid in een ethos vorm te geven.
Speciaal voor NOBCO-coaches
-
Wist je dat je als lid van de NOBCO toegang hebt tot de Boom Coaching Collectie? Hier vind je bijna 300 coachingsboeken die je online kunt lezen. Door gebruik te maken van de Boom Coaching Collectie kun je jezelf verder ontwikkelen en je coachees nog beter begeleiden. Log dus hier snel in!
Ethos
Het ethos was voor de Grieken de manier van zijn en de manier om zich te gedragen. Dit was voor hen een concrete vorm van de vrijheid. Voor de Grieken betekende vrij zijn ‘dat men geen slaaf is van zichzelf en van zijn lusten, wat impliceert dat men jegens zichzelf een bepaalde verhouding van beheersing of heerschappij instelt, die archè (macht, leiding) werd genoemd’ (Foucault, 2009, p. 190).
Dit ethos is ook een manier om voor anderen te zorgen, want door de zorg voor zichzelf is iemand in staat om in de gemeenschap of in relaties met anderen de juiste positie in te nemen. Dit geldt zowel voor het uitoefenen van een ambt als voor het onderhouden van vriendschapsbanden. Het is volgens Foucault belangrijk dat wij analoog aan de antieke ethiek weer zelf een ethos ontwikkelen in plaats van ons alleen maar te onderwerpen aan morele regels. In de vrijheidspraktijken gaat het erom om zich het ethos, de zelfpraktijk, te verschaffen waarmee de machtsspelen met een minimum aan overheersing gespeeld kunnen worden. Morele systemen waarin het ethos een relatieve autonomie heeft, zijn veruit te prefereren boven de systemen die morele codes opleggen. Machtspraktijken van overheersing moeten worden teruggedrongen ten gunste van machtspraktijken die dynamisch, beweeglijk en open zijn voor de veranderingsstrategieën van de verschillende betrokkenen (Vintges, 2003). Foucault suggereert dat ieder mens toegang moet hebben tot vrijheidspraktijken.
Het is nodig dat mensen wordt geleerd om uiterst kritisch om te gaan met het disciplinerende en normaliserende aspect van onze instituties. Mensen zelf moeten de neiging van instituties bestrijden om hen als ‘gevallen’ te behandelen en waar mogelijk omzetten in steun voor hun eigen vrijheidspraktijken, die zich per definitie onttrekken aan ‘totale’ instituties.
Een aanzet voor een hedendaagse bestaansesthetiek
Macht uitoefenen betekent een actie uitvoeren die de acties van anderen beoogt te beïnvloeden. Wanneer dit in ethische zin wordt toegepast op iemand zelf, gaat het om het beïnvloeden van iemands huidige of toekomstige acties. Het is deze toegewijde en overwogen beïnvloeding van de eigen acties die de creatie van een ethische relatie met anderen mogelijk maakt. Het feit dat het individu nooit onafhankelijk is, betekent niet dat we alleen maar afhankelijk van externe invloeden zijn. Eenieder kan een effect hebben op de wereld en zichzelf beïnvloeden. Denken is de activiteit die het mogelijk maakt om controle over onszelf uit te oefenen. Denken is de mogelijkheid om een stap terug te doen, jezelf te bezien, jezelf vragen te stellen over je doelen en wat betekenis voor je heeft. Denken betekent vrij zijn in relatie tot wat je doet. Mensen kunnen daardoor een actieve rol spelen in het creëren van zichzelf en hun eigen wereld. De hedendaagse trend om naar binnen te kijken om daar zichzelf te vinden en te verklaren, is reactief en zorgt ervoor dat het aldus geviseerde zelf onontkoombaar lijkt. Dit moedigt een vorm van passiviteit aan die mede gebaseerd is op het geloof dat de sleutel om zichzelf te begrijpen in het verleden ligt. Deze sleutel kan in een therapie gevonden worden (Sybella, 2001).
Foucault ontkent niet dat therapie soms behulpzaam kan zijn, maar verwerpt dit als een aan te bevelen aanpak om het eigen leven vorm te geven. Hij pleit ervoor om onze aandacht te verleggen naar onze acties en deze bewust te kiezen, in plaats van blind de denkbeelden en de praktijken van ons tijdperk te volgen of de waarheid binnen in onszelf te zoeken. Het gaat erom om ons leven als een kunstwerk vorm te geven. ‘Daaronder moeten weldoordachte en welbewuste praktijken worden verstaan waarmee de mensen niet alleen gedragsregels voor zichzelf vaststellen, maar proberen zichzelf te veranderen, hun eigen wezen te wijzigen en van hun leven een kunstwerk te maken dat bepaalde esthetische waarden meedraagt en aan bepaalde stijlcriteria beantwoordt.’ (Foucault, 1984a, p. 15)
Het is belangrijk om onszelf te kennen, maar een betere reden dan onze nieuwsgierigheid naar onze eigen waarheden is de mogelijkheid om door zelfkennis vrij te worden van onszelf.
Foucault geeft de volgende aanzetten voor een hedendaagse vorm van bestaansesthetiek (Huijer, 1996). Het deel van onszelf of ons bestaan dat in het heden een kritische, ethische houding vereist, de ethische substantie, bestaat uit de verhouding tot zichzelf en tot het bestaan. Het gaat om de totstandkoming van een nieuwe subjectiviteit waarvan de vorm nog onbekend en onzeker is. Het behelst de oproep aan het moderne individu tot een actieve houding van strijd en verzet tegen uniformerende en disciplinerende tendensen en tot het ontwikkelen van nieuwe subjectiviteiten. Het individu moet zichzelf tot een bepaalde identiteit bekennen, wil hij tot lichamelijke en geestelijke gezondheid gedisciplineerd kunnen worden. De bekenteniscultuur kan doorbroken worden door het ‘ik’ niet als identiek aan zichzelf te beschouwen, maar als iets fragiels en gefragmenteerds dat tot stand komt in en onderdeel is van het geheel van disciplinerende en andere krachten. In dit krachtenveld is een nabije ander of vriend een belangrijke factor om subjectsvormen tot stand te brengen.
De onderwerpings- of subjectiveringswijze bestaat uit het zich actief, esthetisch en politiek met bepaalde waarheden toerusten en bepaalde voorschriften volgen. Er is een duidelijk voorschrift, namelijk dat men het leven tot een kunstwerk moet maken, als uitnodiging tot een bepaalde vorm van subjectivering.
De ethische arbeid, het werken aan zichzelf, vereist een actieve, kritische en ‘experimentele houding’ en ‘ascese’ in de zin van een voortdurende bereidheid tot oefening en strijd met zichzelf: een training van het zelf door het zelf. Het gaat om de vraag in hoeverre het individu bereid is strijd met zichzelf te leveren en grenzen te overschrijden. Tegelijkertijd is de ascese een vorm van vrijheid, een vrij-zijn van rigide posities of stellingnames en een vrij-zijn om nieuwe relaties, gedachte-experimenten of bestaansvormen aan te gaan.
De doelgerichtheid, de subjectiviteit die we nastreven als we ons moreel gedragen, de teleologie van het morele subject, bestaat uit ‘een politiek-esthetische invulling van zichzelf, waarin iemand zich zonder vooropgezet plan, zonder vaste waarheden en regels, verbindt met anderen en in deze verbinding of praktijk tracht zijn of haar bestaan door het meesterschap over zichzelf tot een kunstwerk te maken’ (Huijer, 1996, p. 51). Het gecreëerde kunstwerk is geen einddoel, maar een fragiel geheel dat weer aanleiding kan geven tot onvrede en weerstand. De subjectiviteit wordt daarbij opgevat als een steeds veranderende verzameling fragmenten die tot een kunstwerk gemaakt wordt, waarbij dat kunstwerk moet worden opgevat als een gebeurtenis, een evenement, een vormgeving voor dat moment en die situatie.
Door: Ronald Wolbink
Bron: Het coachvak binnenstebuiten – Een filosofisch perspectief