Keep the system, system change of change the system: dat zijn volgens ons de drie basisreacties op de transitie. Als we het hebben over system – over welk systeem hebben we het dan precies? Welk systeem willen we behouden, bijsturen of veranderen?
We hebben ons de vraag gesteld welke de economische systemen zijn die het meest worden uitgedaagd door de drie transformaties. Onze bevinding is dat de systeemuitdaging al lang niet meer is of profit voorafgaat op people en planet of samengaat met people of planet. De vraag is ook niet meer of we aandeelhouderswaarde of stakeholderwaarde willen creëren. Wat wel in vraag wordt gesteld, is de systeemopdeling tussen profit en non-profit. Ook over de grondsystemen die deze opdeling drijven, hebben we vragen. Dat wordt in vraag gesteld omdat deze opdeling verwijst naar het hart van de economie: wat is nu de essentiële doelstelling van economie en van bedrijven of organisaties? Die opdeling heeft heel lang goed gewerkt en heeft veel vooruitgang gecreëerd. Vandaag beantwoordt die tweedeling niet meer aan ‘de realiteit buiten’. Wie het ondernemerslandschap goed bekijkt, ziet dat er heel wat nieuwe zakelijke initiatieven en succesverhalen zijn die niet meer eenduidig in die vakjes te stoppen vallen. Er zijn kansen te pakken buiten die tweedeling. Kansen die voor velen al tot fantastisch succes hebben geleid.Tegenpolen
Even terug naar de tweedeling. Profit en non-profit zijn tegenpolen en ze staan in hun ideologie tegenover elkaar. Lees: zo zijn de systemen jarenlang gepositioneerd. Waar de profitsector staat voor geldwinst, vrije markt, concurrentie, groei en aandeelhouderswaarde, ijvert de non-profit voor het welzijn van elke mens en voor solidariteit en kan die werken dankzij subsidies, legaten en het geschonken geld van kleine en grote weldoeners. De tegenstelling herken je ook in de woorden profit en non-profit zelf. Non-profit duidt op de afwezigheid van een financieel winstoogmerk. Maar eigenlijk is de negatie ‘non’ ook een beetje ongelukkig. Een non-profitorganisatie heeft wel degelijk een winstdoel, namelijk dat van een maatschappelijke of sociale soort winst. Het denken en managen van organisaties en bedrijven is letterlijk in regels, structuren en statistieken gegoten. Ofwel sta je in de kolom van de profitsector, ofwel ben je deel van de non-profit. Hele generaties soft- en hardcore economische en sociale menswetenschappers zijn opgeleid vanuit dat tegengestelde profit-en-non-profitdenkbeeld en hebben hun wereld ook zo leren zien en becommentariëren. Ofwel kies je voor het geld, ofwel kies je voor de mens of de maatschappij. Als je voor het ene kiest, kun je moeilijk voor het andere kiezen. Wat goed is voor de ene, is slecht voor de andere.Twee verhalen
Wie het zwart-wit stelt, komt op het volgende karikaturale verhaal uit. Elk systeem is volgens de respectievelijke aanhang duidelijk het best mogelijke systeem om op de uitdagingen van de wereld te antwoorden. Profitdenkers denken vooral aan zichzelf en het eigenbelang van de eigenaars. Ze zijn er niet vies van om het gesubsidieerde karakter van de non-profitsector te hekelen. Vaak zijn ze van mening dat een grote groep van de non-profitondernemingen geen zin van bestaan heeft. De subsidiemiddelen voor de non-profit zouden in hun overtuiging beter naar profitondernemingen gaan of ingezet worden om de fiscale druk op ondernemingen te verlichten. Non-profitdenkers zetten zich eerder af tegen het marktdenken. Vanuit deze hoek klinkt het verwijt dat commercialisering en winstbejag de mens bedreigen en dat de profitsector flink wat miserie veroorzaakt. Miserie waarvan de kosten te gemakkelijk op de samenleving worden afgewenteld. Bovendien worden die kosten te weinig gedragen door de brede schouders, maar vooral door de smalle schouders in onze maatschappij. Voor die groep is meer geld nodig.Zogenaamde waarheden
Tussen profit en non-profit bestond en bestaat er veel onbegrip. Tal van de zogenaamde waarheden waarop de verwijten van de ene aan de andere gestoeld zijn, gaan niet langer op. Bedrijven staan net zo goed in de rij om subsidies te ontvangen en rekenen net zo goed op tegemoetkomingen en loonlastenverlagingen. Met andere woorden: we spelen op de harde markt, maar als we de kans hebben houden we ons handje op. En de organisaties aan de non-profitkant moeten hun inkomsten in jaarrapporten rapporteren en resultaten kunnen voorleggen om nog voor subsidies in aanmerking te komen. Veel van de non-profitondernemingen willen maar al te graag minder afhankelijk worden van de overheidssubsidies en zoeken naar eigen inkomsten.
Nuancering is daarom meer dan ooit op haar plaats. Maar die nuancering belet niet vast te stellen dat het water tussen profit en non-profit vaak behoorlijk diep is. Getuige daarvan is de lage arbeidsmobiliteit tussen beide systemen. Anderzijds gebeurt het steeds vaker dat mensen op een bepaald moment in hun carrière het roer helemaal omgooien en overstappen. En dat woord hoor je dan ook: we maken ‘de overstap’. De ene zwicht dan misschien voor een aanbod dat die niet kan laten liggen, de andere wil na jarenlang hard managen iets teruggeven aan de samenleving, omdat die al die jaren zoveel gekregen heeft.
Bron: The positive sum game
Door: Herman Toch, Ann MaesÂ