
De metafoor van de organisatie als een brein, die Morgan in 1986 presenteerde, is nog steeds populair. Inmiddels weten we veel meer over de hersenen en het denken over organisaties heeft ook niet stilgelegen. Hoe zou dit nieuwe beeld van het brein als metafoor voor organisaties kunnen dienen?
Ontwerp een zelfsturende organisatie waarin sprake is van redundantie en connectiviteit. Zorg voor balans tussen specialisatie en generalisatie. De delen dienen het geheel in zich te dragen. Dat was ongeveer het recept dat Gareth Morgan meer dan vijfentwintig jaar geleden gaf toen hij de hersenen als voorbeeld voor organiseren gebruikte. Hij liet zich daarbij vooral inspireren door literatuur die gebaseerd was op het beeld van het brein als computer. Daarnaast refereerde hij aan de holografische eigenschappen van het geheugen zoals naar voren gebracht door Karl Pribram.
Meer kennis over het brein
Inmiddels weten we meer over het brein. Een biologisch geïnspireerd beeld overheerst en het brein blijkt geen computer te zijn. Onbewuste processen en emoties krijgen aandacht. De wil van de mens is minder vrij dan ooit gedacht. Hoe zou dit nieuwe beeld van het brein als metafoor voor organisaties kunnen dienen? Dat is de vraag waarover het in dit artikel gaat. De ontwerpprincipes van Morgan blijken in deze vernieuwde metafoor nog steeds zinvol te zijn. Daarnaast komt echter het belang van bewuste sturing en structuur meer naar voren.
Actualisering van een brein metafoor
De metafoor van de organisatie als een brein, die Morgan in 1986 presenteerde, is nog steeds populair. Inmiddels weten we veel meer over de hersenen en het denken over organisaties heeft ook niet stilgelegen. De vraag is dus gerechtigd wat het belang van de metafoor nu is en of deze metafoor zelf wellicht aan herziening toe is.
Morgan presenteerde een metafoor die een combinatie was van twee verschillende elementen, namelijk een beeld van het brein als informatieverwerkend systeem of computer en een opvatting over het geheugen als ‘holografisch’ systeem. Deze combinatie leidde tot een aantal ontwerpregels waarvan het scheppen van mogelijkheden voor zelforganisatie de kern was.
De bijdrage van Morgan stond niet alleen. Mintzberg (1976) had al eerder een popularisering van breinkennis gebruikt in het management, toen hij verschillen tussen de linker- en rechterhersenhelft toepaste op het handelen van managers. We zouden vooral met de linkerkant plannen en met de rechterkant managen, wat echter niet in overeenstemming met de feiten blijkt te zijn (Hines, 1987).
Vanuit de systeemtheorie en de cybernetica waren al eerder ontwerpen naar voren gebracht die systemen als ‘brein’ benoemden (bijv. Ashby, 1952). Intussen weten we veel meer van het brein en ook wordt er anders gedacht: een biologisch gefundeerd en reductionistisch paradigma overheerst het denken waarin ‘wij ons brein zijn’ (Swaab, 2010).
In dit artikel in Management & Organisatie (zie hieronder) gaat Huibert de Man na wat voor inspiratie voor de organisatiekunde we uit dit nieuwe breindenken kunnen halen. Wetende dat metaforen vooral interessant zijn omdat ze niet helemaal passen – een organisatie is natuurlijk geen brein – gaat hij op zoek naar manieren waarop het hedendaagse denken over mentale verschijnselen (mind), zelf en bewustzijn en hun fundering in de hersenen kan inspireren om creatief na te denken over het verschijnsel organisatie. Daarbij is het tevens de vraag in hoeverre we daaruit net als Morgan praktische (ontwerp)regels voor managers kunnen afleiden.
Themanummer
Nummer 6 (2012) van Management & Organisatie staat geheel in het teken van het brein. Het artikel van Huibert de Man staat daarin; hieronder kunt dat artikel gratis kunt downloaden.