Ieder mens heeft veel overtuigingen. Daar zijn we ons soms erg van bewust, maar vaak niet. Dan sluimeren de overtuigingen maar wat rond in ons onbewustzijn. En dan beperken die overtuigingen ons vaak. Veel mensen durven niet in het openbaar te spreken, en veel mensen denken dat als je voor een dubbeltje geboren bent, je nooit een kwartje zult worden. En onze grootste beperkende overtuiging is onze angst om te falen. Daar word je niet vrolijk van, al die belemmerende sluimerde ideeën over hoe ons leven in elkaar steekt.
Gelukkig heb ik goed nieuws: het is mogelijk om overtuigingen te veranderen. Overtuigingen hebben we namelijk zelf bedacht, en omdat we flexibel zijn, kunnen we andere overtuigingen bedenken. In het boek De kracht van liminaal denken beschrijft Dave Gray het als volgt: ‘Overtuigingen zijn geen realiteit. Het zijn geen feiten. Het zijn constructies. Je construeert je overtuigingen, al is dat voor de veel mensen een onbewust proces.’
Ontwikkeling overtuigingen
Want hoe gaat het dan met die overtuigingen? Hoe komen we eraan? In de eerste zeven jaar van ons leven wordt de basis gelegd voor onze overtuigingen. Vooral onze ouders, broers of zussen en leraren zorgen voor die basis. Het leggen van die basis gebeurt op onbewust niveau. We zijn dan immers nog kinderen en leren van anderen wat goed of fout is. Die anderen zijn meestal onze ouders of verzorgers. Vanaf het zevende tot ongeveer het twaalfde levensjaar ontwikkelen we onze overtuigingen verder, en nu komen er ook meer invloeden van vriendjes en vriendinnetjes om de hoek kijken waar we ook veel tijd mee doorbrengen. We ontwikkelen dan verschillende overtuigingen, die we in verschillende situaties gebruiken. Als we als kind op straat spelen, gelden tussen vriendjes en vriendinnetjes andere regels dan thuis. We gedragen ons dan ook anders en zijn meer geneigd ons te schikken naar groepsdruk. Verschillende overtuigingen beginnen dan te botsen. Bijvoorbeeld je ouders die zeiden dat je niet slootje mag springen, en je vriendjes die je uitdaagden om dat wel te doen.
Dat proces gaat verder in de fase na ons twaalfde levensjaar. De puberteit begint en we gaan steeds meer ons pad naar zelfstandigheid volgen. Vrienden, trainers, leraren, maar ook onze idolen of voorbeelden, nemen een belangrijkere plaats in ons leven in. De reeds bestaande overtuigingen worden verder bestendigd of juist losgelaten, omdat andere mensen in onze omgeving dan onze ouders heel andere overtuigingen hebben, en wij zelf ervoor kunnen kiezen om die andere overtuigingen te gaan volgen. Het kiezen van onze overtuigingen gebeurt dan veel meer op een bewust niveau.
Pakket regels
Op die manier ontwikkelen wij een heel pakket aan overtuigingen en regels over goed en fout, over lief en leed, over kansen en beperkingen. En dat pakket gebruiken we naar gelang de situatie erom vraagt. Zo leren we wat in welke situatie voor ons het beste werkt, en met welke overtuigingen wij ons het beste staande kunnen houden en onze doelen kunnen bereiken.
We ontwikkelen dan overtuigingen als:
- Ik kan goed lezen
- Ik ben goed in taal
- Ik kan geen wiskunde
- Ik ben niet sociaal
- Ik word later rijk
- Ik pas niet in een hiërarchische organisatie
- Hij is niet flexibel
- Zij past niet binnen de organisatie
- Hij is niet aardig
- Zij is een slechte werknemer
- Als iemand iets fout doet, mag ik boos worden.
Hierbij moet je goed onthouden dat jouw overtuigingen en jouw keuzes je hebben gebracht waar je nu bent. En dat je gedurende je hele leven bezig bent geweest om je overtuigingen bewust of onbewust zo aan te scherpen en te veranderen, dat je kon bereiken wat je nu bereikt hebt. De vraag is of je datgene bereikt hebt dat je voor ogen had, en hoe jouw overtuigingen je daarbij geholpen of belemmerd hebben?
Overtuiging is niet de waarheid
Maar tegelijk moet je je realiseren dat jouw overtuiging niet dé waarheid hoeft te zijn. Overtuigingen zijn gebaseerd op hoe we het leven en de wereld zien, niet per se op hoe het leven, of de wereld is. Vergelijk het met een papiertje met een rode en een groen kant. Jij zegt: ‘het papiertje is rood’. En ik zeg dat het groen is. We hebben allebei gelijk, maar als we niet de moeite nemen om het papiertje van twee kanten te bekijken, krijgen we (bij voor ons belangrijke overtuigingen of licht ontvlambare persoonlijkheden) slaande ruzie. Onze perceptie van iets, is niet per se de perceptie van een ander. Onze ervaring van een gebeurtenis is niet dezelfde ervaring die een ander heeft bij die gebeurtenis. Bij de WK-finale voetbal in 2010 schoot Arjan Robben vlak voor tijd op doel. De teen van de Spaanse doelman voorkwam een bijna zekere goal en de wereldtitel voor Nederland. Nederlandse supporters waren in een rouwstemming, terwijl de Spaanse supporters uitgelaten waren. De gebeurtenis was hetzelfde, maar de manier waarop Spanjaarden en Nederlanders de gebeurtenis ervoeren, was totaal verschillend.
Overtuigingen vormen een kaart
In De kracht van liminaal denken stelt Dave Gray : ’Je overtuigingen zijn het fundamentele model dat je gebruikt om door het leven te navigeren, net als een wegenkaart. De kaart brengt je meestal waar je naartoe wilt gaan. Dat lukt zelfs zo goed dat als de kaart je niet brengt waar je heen wilt, je als eerste de werkelijkheid in twijfel trekt, en niet de kaart’.
Onze overtuigingen vormen dus een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Net zoals een landkaart een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid is. En die overtuigingen helpen ons door het leven. Maar soms is de kaart niet goed genoeg, niet nauwkeurig genoeg, of we hebben domweg de verkeerde kaart. Met een kaart van Nederland lukt het niet om door België te navigeren. En met de kaart die we hebben gemaakt voor ons gedrag op de middelbare school, lukt het niet om de top van het bedrijfsleven te bereiken. We zullen dan een andere kaart moeten hebben en onze overtuigingen moeten aanpassen aan het nieuwe gebied dat we betreden.
Door: Eduard van Brakel
Eduard van Brakel is eindredacteur van Management Impact. Samen met Bas Kodden schreef hij het boek Leidinggeven is omgekeerd opvoeden.