Carl Rogers (1951), vader van de client-centered therapy en een van de grondleggers van de humanistische psychologie, noemde als drie condities voor de basishouding van een psychotherapeut om een effectieve vertrouwensrelatie tot stand te brengen: empathie, echtheid en onvoorwaardelijke positieve aandacht. Rogers gebruikt voor dit laatste ook wel het begrip acceptatie. De cliënt wordt door de therapeut volledig geaccepteerd en ondersteund – ongeacht wat hij doet. In die zin is onvoorwaardelijke positieve aandacht een vorm van liefde.
Dit betekent niet dat de therapeut al het gedrag van de cliënt goedkeurt en ook niet dat hij de cliënt altijd sympathiek vindt, maar de acceptatie van de persoon van de cliënt is daar niet van afhankelijk. De mindset van de therapeut is dat de cliënt een mens met eigen gevoelens, ervaringen en betekenisgeving is, die vanuit goede intenties onder de omstandigheden probeert te doen wat hij kan.
Vertrouwensrelatie
Ook bij coaching is een vertrouwensrelatie essentieel. Deze houding van onvoorwaardelijke positieve aandacht moedigt de cliënt aan zich te uiten. Hij hoeft niet bang te zijn voor afwijzing en kan zich veilig voelen. Hij ervaart dat zijn waarde als mens in de ogen van de coach losstaat van wat hij deelt aan gevoelens, gedachten en gedragingen. Dit helpt hem uiteindelijk ook zijn gevoel van eigenwaarde hier niet of minder aan te koppelen.
Onvoorwaardelijke positieve aandacht wil niet zeggen dat de coach alleen maar lief en aardig is. Integendeel, juist vanuit deze veilige basis kan de coach ook uitdagen en confronteren, zonder dat dit bij de cliënt direct een defensieve reactie oproept.
Bron: De 8 coachcompetenties