Het samenspel tussen ambtenaar en politiek is complex. Transparantie, zeggenschap en het borgen van de vrijheid van meningsuiting zijn een belangrijk onderdeel van dat spel. Hoe ga je om met bestuurlijke advisering als het vraagstuk zelf ook nog eens complex van aard is? Zoals de kosten van jeugdzorg beheersbaar houden? In een casus in hun boek BEgrip beschrijven Angela Riddering en Herrie Geuzendam hoe zestien gemeenten deze complexe opgave aanpakten.
Een regio worstelt met de kosten van jeugdhulp. Zestien gemeenten kopen gezamenlijk jeugdhulp in, maar iedere gemeente heeft haar eigen toegang georganiseerd. De aansluiting met scholen, welzijn, politie en andere organisaties is ook lokaal verankerd. Hierdoor zijn er zestien lokale complexe systemen die moeten aansluiten op ongeveer honderdvijftig jeugdzorgaanbieders. Hoe krijgen de gemeenten in zo’n complexe omgeving de kosten beheersbaar?
Omdat de ambtelijke werkgroep uit de regio zich bewust is van mogelijke vooroordelen, verzamelden de werkgroepleden aan het begin van het proces eerst allerlei data om inzicht te krijgen in de kosten. Er bleken forse verschillen tussen gemeenten en ook forse verschillen tussen de regio en de landelijke cijfers. Dit leverde haast meer vragen dan antwoorden op en geen duidelijke koers voor waar de kansen lagen.
Overlegtafels
Toen de resultaten van de cijfermatige analyse werden gepresenteerd aan de jeugdzorgaanbieders ontstond er discussie. ‘Laat ons hierover meedenken,’ zeiden ze. ‘Wij hebben ook goede ideeën en weten best wat wel en niet haalbaar is’. Dit idee werd in een bestuurlijk overleg ingebracht, en meteen omarmd. Dit is een typisch voorbeeld van de responsieve overheid: je beweegt mee met wat er in de samenleving gebeurt.
Enkele wethouders namen het voortouw. De regio richtte een drietal overlegtafels in:
- Lokaal met lokale stakeholders zoals de wijkteams, schoolbesturen, politie, welzijn. De lokale ambtenaren deden dit op hun eigen manier, gebruikmakend van de overleggen die er al waren. Doel was om te horen waar de stakeholders ruimte voor verbetering zagen. Wat zou het grootste verschil maken? Met een inclusieve benadering wilde deze tafel een veelheid aan stemmen horen.
- Regionaal met een vertegenwoordiging van de zorgaanbieders, waarbij de kleinere zorgaanbieders een afvaardiging stuurden. Hier sloten ambtenaren en bestuurders bij aan. Tijdens de gesprekken gingen zorgaanbieders en gemeenten met elkaar in gesprek: waar zagen zij kansen voor verbetering, waren er specifieke thema’s te benoemen? Zo bleef er ruimte in het proces: de ambitie was bekend, maar de weg ernaartoe was niet dichtgetimmerd.
- Toen deze werkwijze werd toegelicht aan de gemeenteraden in de regio, ontstond een derde serie overlegtafels. Lokaal gingen gemeenteraden in gesprek met vertegenwoordigers van de jeugd: sommige gemeenten hadden een jeugdraad, andere schakelden cliëntvertegenwoordigers in. Allemaal spraken ze met ervaringsdeskundigen. Ze haalden hiermee ervaringen op met de bestaande werkwijze. Ook werd aan deze tafels duidelijk wat de belangrijkste aandachtspunten voor het vervolgtraject waren. De raadsleden kregen hierdoor meer feeling met het onderwerp, waardoor ze in staat waren hun rol in de besluitvorming (de democratische waarde zeggenschap) beter in te vullen.
In drie rondes verzamelden de overlegtafels de randvoorwaarden voor het slagen van de verandering (ronde 1), realistische voorstellen voor besparing (ronde 2) en de principes waarlangs deze voorstellen moeten worden afgewogen en geïmplementeerd (ronde 3). Er is vooraf niet gestuurd op waar er bezuinigd moest worden. Lokale voorstellen konden lokaal blijven, veelal ontstonden er betere afspraken voor de samenwerking in het lokale veld. De samenwerking tussen welzijn en jeugdzorg was bijvoorbeeld in de meeste gemeenten niet aanwezig.
Experimenteren op kleine schaal
Het overleg met de zorgaanbieders leverde concrete voorstellen op. De regio kon gelijk op kleine schaal experimenteren of de voorgestelde aanpak daadwerkelijk zou werken. Handig, want zo bouwden ze omkeerbaarheid in binnen het proces. Als het niet zou werken, konden ze de experimenten ook weer stoppen. Deze kleine pilots vormden de basis om later de voorstellen op hun integrale effecten te kunnen doorrekenen. Een van de pilots richtte zich bijvoorbeeld op het vlotter laten lopen van de uitstroom uit jeugdhulp met verblijf. Vaak liep dat vast op het ontbreken van opvang in de thuissituatie. Door hier betere afspraken over te maken tussen zorgaanbieders ontstond er meer ruimte bij de verblijfsinstellingen en werden de wachtlijsten korter.
De gemeenteraden kwamen in de gespreksrondes veel dichter bij hun achterban. Het stelde ze bovendien in staat om kritisch te reageren op de voorstellen, en een aantal basisprincipes te formuleren voor de implementatie (waarden als keuzevrijheid verankeren bijvoorbeeld). Bejegening van inwoners met een vraag, zowel door gemeenten als zorgaanbieders, bleek bijvoorbeeld een belangrijk aandachtspunt. Dit werd later verwerkt in de langlopende cliëntervaringsonderzoeken.
In het begin verliep het overlegproces rommelig. Meerdere malen kwamen bestuurders bijeen om de samenwerking te bespreken. De besluitvorming duurde langer dan een halfjaar, omdat er een forse investering nodig bleek om de gehele aanpak van het vraagstuk mogelijk te maken. Dat was politiek niet overal tegelijkertijd geregeld. De voorbereiding van het geheel heeft twee jaar geduurd, daar waar er gehoopt was dat het in een halfjaar kon. Het venijn zat in de start. Na twee jaar vond er een evaluatie plaats: alle doelen waren behaald.
Door: Angela Riddering & Herrie Geuzendam
Bron: BEgrip