Sinds 2016 heeft Capri Hartrevalidatie als organisatie zelfmanagement omarmd. Bestuurder Niek Baart en intern begeleidingskundige Danielle Scholten blikken in dit artikel op openhartige wijze terug op het verandertraject. Wat was de eerste aanleiding, welke pieken en dalen maakten de Capri-medewerkers tijdens deze transitie mee, wat hield de aanpak in én wat is de impact geweest van deze keuze op patiënten, het MT én werknemers?
De aanleiding voor zelfmanagement
De kiem om in teams te gaan werken vanuit zelfmanagement lag besloten in het meerjarenbeleidsplan. We schrijven 2016. Bestuurder Niek Baart stond op dat moment zo’n negen jaar aan het roer van Capri Hartrevalidatie. Niek: ‘Ik zag dat de technologische ontwikkelingen van dat moment – e-health, ICT-gedreven devices – het toch mogelijk moesten maken om de zorg nog dichter bij mensen te brengen dan Capri op dat moment deed. Daar is de visie uit voortgekomen: de zorg decentraal aanbieden waar het kan, en centraal waar het moet.’ Danielle voegt daaraan toe: ‘En los van de techniek ging het vooral om dat we zorg flexibeler wilden kunnen gaan aanbieden.’ Nadat die visie was verwoord, kwamen vanzelf vragen op als: “ja, maar hoe komen we daar dan?” en “wat moeten we daarvoor organiseren?” Danielle: ‘Ondertussen nam – zowel logistiek als organisatorisch – de complexiteit van het werk toe. Er waren op een gegeven moment vier managers die ieder hun eigen vakgroep hadden: verpleging, maatschappelijk werk, fysio en administratie.’ Niek: ‘En die vakgroepen kwamen steeds meer los van elkaar – en zelfs tegenover elkaar – te staan. In het MT zorgde dat voor belangentegenstellingen. We waren zo snel gegroeid dat de oude manier van samenwerken, als één grote familie, niet meer goed vol te houden was. Het aantal medewerkers groeide, er kwamen locaties bij en er ontstonden steeds meer eilandjes. Veel kennis en kunde bevond zich in de hoofden van medewerkers en was niet geborgd in de organisatie. Het was tijd voor een professionaliseringsslag. Maar we wisten nog niet goed hoe.’ Danielle: ‘Het organisatiemodel volstond gewoonweg niet meer: naast onze eigen groei moesten we een antwoord hebben op de toenemende concurrentie en nieuwe ontwikkelingen in de zorg. De top-downbenadering van sturing begon op steeds meer plekken te wringen en sloot ook niet meer aan op de behoefte van nieuwe jonge mensen. Zij wilden kunnen meedenken.’Het ontwikkel- en verandervraagstuk
De manier van werken bij Capri in 2016 leek nog sterk op de werkwijze van de beginperiode, zo’n dertig jaar geleden. Over het stramien was ooit slim nagedacht, maar of dat nu nog altijd de slimste vorm van werken was, daar hielden maar weinig mensen zich tot dan toe mee bezig. Danielle: ‘Wanneer je als organisatie wil groeien en mee wil met de tijd, moet je je kunnen ontwikkelen. Het was vooral een zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe we ons dan op de juiste manier konden ontwikkelen.’ Niek: ‘Op nieuwe locaties en met nieuwe mensen leek de dienstverlening steeds meer op een kopietje van een kopietje. Het product verbleekte steeds verder en had niet meer de essentie in zich uit de begintijd. Het was op de nieuwe locaties ook ineens niet meer zo duidelijk bij wie je moest zijn voor welke vraagstukken. De kwaliteit begon eronder te lijden. Het was tijd om iets te gaan doen.’ Met dit ontwikkel- en verandervraagstuk klopte Capri een paar jaar geleden aan bij Ineke Khalil (www.teamondernemerschap.nl).Over Capri Hartrevalidatie
Capri Hartrevalidatie is een centrum voor poliklinische hartrevalidatie in de regio’s Rotterdam en Den Haag – en heeft 70 medewerkers. Op acht uiteenlopende behandellocaties werkt Capri met multidisciplinaire teams die maatwerk-zorg leveren; dit om alle verschillende deelnemers te helpen om op een gezonde manier en met vertrouwen in zichzelf de draad weer op te pakken. Capri Hartrevalidatie bestaat inmiddels 45 jaar.De eerste stappen
Capri had zelf al een eerste stap gezet richting zelfmanagement door het aantal managers terug te brengen van vier naar één. De bestuurder met één operationeel manager moest voldoende zijn; voor de rest moest het in de teams gebeuren. Maar hoe pak je dat nu aan? Ineke Khalil ging in gesprek met het nieuwe MT en zo kreeg de transitie – in samenspraak met een aantal andere actief betrokken medewerkers waaronder Danielle – steeds verder vorm. Ineke zette daarbij het MT meteen al flink aan het werk: ga nu eens écht nadenken wat je wil. Ze heeft daar flink op gehamerd. Ook voor haarzelf om een beeld te krijgen: wat voor organisatie is dit en waar wil deze club heen? Want: zelfmanagement is nooit een doel op zich, maar is een middel om – in het geval van Capri – de zorg decentraal en vooral flexibel aan te kunnen bieden. Teams werden key. In de beginperiode was het nog wel zoeken: van welk team ben je kernlid? En aan welk team kun je zo nu en dan worden uitgeleend? Ineke Khalil zette een aantal nieuwe overlegstructuren op om onderlinge betrokkenheid en gezamenlijke besluitvorming actief te stimuleren. Al bij de start van het verandertraject was het voor het MT en Ineke Khalil duidelijk: als je de zorg meer decentraal wil gaan aanbieden, dan vergt dat ook veel van de teams die deze zorg leveren. Het vraagt om specifieke competenties om als team gezamenlijk de verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor je eigen presteren en leren. Denk aan het plannen van alle eigen werkzaamheden, het gestructureerd met elkaar doorspreken van de patiëntenzorg en het evalueren hoe je functioneert als team en als collega … Best een hele overgang! Eén van de dingen die indertijd opviel bij Capri was dat rollen vaak niet helder belegd waren. Het overleg was niet goed georganiseerd. Er werd wel veel gepraat, maar niet altijd even constructief. Danielle: ‘De organisatie van het werk werd niet structureel besproken, samenwerking zo mogelijk nog minder. Een paar schouders droegen de organisatie; voor veel andere mensen gold: je kwam, je deed je ding en je ging weer naar huis.’ Daarom is er in de begintijd flink geïnvesteerd in rolverheldering en het uitdenken van een daarbij passende overlegstructuur. Wat is de rol van vakgroepen, wat is de rol van (zaal)teams, van het MT en van experts? Niek: ‘Ineke liet daarbij vruchtbare dwarsverbanden zien die voor ons – in onze verkokerde visie – helemaal niet zo duidelijk waren. Dat heeft veel opgeleverd. Samenwerking tussen wetenschap en zaal, experts die onderling met elkaar contact begonnen te krijgen.’ Zo ontstond er enerzijds een infrastructuur voor zelfmanagement en ontwikkelde Capri anderzijds een aantal tools om zelfmanagement handen en voeten te geven. Tools, die met de nodige discipline ingezet dienen te worden om deze zelforganisatievorm ook te laten slagen.Onontbeerlijke zelfmanagement tools
Teamondernemerschap, of zelfmanagement zoals het bij Capri wordt genoemd, is niet een kwestie van loslaten maar een vorm van anders leren vasthouden. Niek: ‘Zelfmanagement betekent niet dat het MT alles over de schutting gooit naar de teams. Er is wel degelijk sturing en er zijn tools nodig om regie te blijven houden.’ Een aantal tools op een rij:De Jaaractieplancyclus
Elk jaar formuleert het team een eigen jaaractieplan op basis van het resultaatkader dat het MT – in samenspraak met Capri-medewerkers – opstelt. Het teamjaaractieplan wordt met Niek in een accorderingsgesprek doorgenomen. Elk kwartaal bespreken het team en Niek de voortgang. Deze jaarcyclus zorgt voor een heldere rolverdeling en een dynamiek van ‘samen sturen, ieder vanuit z’n eigen rol’. De jaaractieplannen van alle teams tezamen zorgen voor een “zwerm aan initiatieven” die divers kunnen zijn, maar altijd in lijn liggen met de koers van de organisatie.De PROP-gesprekcyclus
Het evalueren van ieders functioneren en het vaststellen van belangrijke leer- en ontwikkelpunten gebeurt middels het Persoonlijk Reflectie en Ontwikkelplan (PROP). Alle Capri-medewerkers, inclusief het MT, evalueren hun eigen functioneren, benoemen carrière-wensen en geven aan hoe zij het komend jaar willen investeren in hun eigen ontwikkeling: zowel vakinhoudelijk als in de rol van samenwerkingspartner. Vervolgens nodigt elke medewerker tenminste drie collega’s uit om, op specifieke punten en algemene zaken, feedback te geven. Het resultaat hiervan bespreekt de medewerker tenminste één keer per jaar met een MT-lid. Zo blijft het eigenaarschap rondom het evalueren en ontwikkelen van het eigen functioneren bij de persoon zelf liggen. Tegelijkertijd spelen collega’s en de leidinggevende een belangrijke rol in het benoemen van sterke punten en ontwikkelpunten en het betrokken zijn bij het creëren van een fijne leeromgeving.Teamverantwoordelijkheid – rolverdeling en samenspel
Als eenmaal helder is wat de resultaatverantwoordelijkheid is van een team, gaan de teamleden met elkaar in gesprek over de rolverdeling: wie pakt wat op? Zodra de rolverdeling helder is (en daarmee het eigenaarschap belegd), ontstaat een nieuw samenspel. Dit is het samenspel tussen eigenaar en mede-eigenaar. Als eigenaar heb je ‘ondernemersruimte’ en tegelijkertijd heb je de verantwoordelijkheid om je teamcollega’s op de hoogte te houden van je plannen en de voortgang; zij zijn klankbord en adviseur voor de eigenaar. Als mede-eigenaar heb je ‘bemoeiruimte’: je wil geïnformeerd zijn over ontwikkelingen in de werkzaamheden van je collega’s, zodat je mee kunt denken, je hulp kunt aanbieden, kritische vragen kunt stellen, of bij kunt sturen, mocht dat nodig zijn. Organisatie-brede overleggen Er is een aantal organisatie-brede overleggen in het leven geroepen om informatiedeling, afstemming, gezamenlijke besluitvorming en leren van elkaar te borgen. Zo zijn er het teamoverleg, klankbordgroepoverleg, het stuurgroepoverleg, vakgroepvoorzittersoverleg, de opentafelgesprekken, collegiale kennisuitwisseling en professionaliseringsdagen. Voor al deze overlegvormen geldt dat ze pas effectief worden als ze goed voorbereid zijn, ieder zijn rol goed invulling geeft, en er duidelijke verslaglegging plaatsvindt.







