Professionele morele besluitvorming komt tot stand op basis van argumenten. Over de feiten maar ook over de morele kwestie wordt geargumenteerd. Een proargument wil een positie of mening rechtvaardigen en een contra-argument wil een positie of mening weerleggen. Een argument is dus een stelling die iets wil bewijzen. Maar wat zijn drogredenen?
Argumentatieschema
Dat soort stellingen vormt in gezelschap van een of meer andere argumenten een redenering of argumentatieschema. Zo’n schema heeft meestal de vorm van een syllogisme: twee premissen (uitgangspunten of constateringen) waarvan een conclusie wordt afgeleid. In veel gevallen wordt de redenering of het argumentatieschema door een spreker of schrijver niet expliciet gemaakt. Dan is het aan de kritische lezer of luisteraar om de feitelijke redenering te reconstrueren.
De geldigheid van de conclusie is afhankelijk van de geldigheid van de redenering en de kwaliteit van de premissen. Als de premissen ongeldig zijn, kan de conclusie niet worden aanvaard. Een niet-geldige redenering kennen we als een drogreden.
Drogredenen kunnen moedwillig of uit onkunde worden gehanteerd. In elk geval is het zaak drogredenen tijdig te herkennen.
Twee soorten drogredenen
Er zijn twee soorten drogredenen: drogredenen van ambiguïteit en drogredenen van relevantie (Copi, 1972; Van Eemeren en Grootendorst, 2000). Over de eerste soort kunnen we hier kort zijn; de tweede soort vraagt meer aandacht.
Ambiguïteitsdrogredenen zijn argumentaties waarin de spreker of schrijver meer of minder subtiele verschuivingen of verdraaiingen van betekenis laat optreden in het gebruik van taal. Dit kan plaatsvinden op woordniveau (lexicaal), op zinsniveau (syntactisch) of op betoogniveau (discours) en valt aan te tonen door zorgvuldige analyse van gesproken of geschreven teksten. Ze zijn voor ethiek als proces maar een enkele keer van belang.
Relevantiedrogredenen zijn argumentaties waarin de spreker meer of minder subtiele psychologische bewerkingen uitvoert. Deze drogredenen spelen in ethiek als proces een grote rol; ze worden zowel bewust als onbewust gebruikt. Alertheid op dit gebied komt de kwaliteit van de besluitvorming ten goede.
Hieronder volgen daarom de vijftien belangrijkste drogredenen van relevantie. Dit zijn allereerst de drogredenen die gebaseerd zijn op onjuiste premissen
De zeven drogredenen van onjuiste premisse
Deze argumentatie is niet gericht op een geldige redenering, maar op een praktisch effect.
- Ad hominem (gericht op de persoon)
Aanvallen van de ander als persoon, gericht op diens achtergrond, lichamelijke kenmerken, maatschappelijke status of karaktereigenschappen met het doel de argumenten van de ander in een kwaad daglicht te stellen.
‘Dat is een groot argument voor een armoedig, klein mannetje…’ - Ad verecundiam (gericht op eerbied voor gezag)
Een beroep op (eerbied voor) gezag of autoriteit. ‘Dit is wel de opinie van de minister-president!’ - Ad populum (gericht op het grote publiek)
Inspelen op de vooroordelen van het publiek. ‘Weet u wat die immigratie ons per jaar kost?’ - Ad ignorantiam (gericht op onwetendheid)
Een stelling is waar omdat niet bewezen is dat hij niet waar is. ‘Dat is een lesbo; ik heb haar nog nooit met een vriend gezien.’ - Stroman (gericht op het devalueren van een argument)
Een karikatuur maken van het oorspronkelijke argument. ‘In gesprek blijven’ aanduiden als ‘theedrinken’. - Meervoudige vraag (gericht op het verspreken van de ander)
Een bewering doen (‘vroeger dronk je veel’) en een vraag tegelijk stellen. ‘Drink je nog steeds een fles per dag?’ - Ad hitlerum (potjeslatijn, gericht op negatieve associaties)
Een kwaliteit of eigenschap verdacht maken. ‘Hitler was ook een vegetariër…’
Hellend vlak
Een apart geval is het hellend-vlakargument: de redenering dat ‘als we hieraan gaan beginnen het van kwaad tot erger wordt’. Soms is dat argument op geldige wijze te gebruiken, bijvoorbeeld als de geschiedenis uitwijst dat dit inderdaad vaak zo gaat. In andere gevallen wordt het gebruikt als drogreden om het praktische effect: het verdacht maken van een voorstel of voornemen zodat het van tafel gaat.
Daarnaast zijn er nog acht andere drogredenen in de vorm van veelvoorkomende redeneerfouten. In alle fasen van ethiek als proces, van beeldvorming, via oordeelsvorming tot besluitvorming is het noodzakelijk helder te argumenteren. Het gaat in het bijzonder om het herkennen, adresseren en elimineren van drogredenen; in het eigen betoog en dat van de ander.
De acht redeneerfouten
Pogingen tot een geldige redenering, maar met een logische fout.
- Non sequitur (dat volgt er niet uit!)
De conclusie volgt niet uit de premissen.
‘Ontwapenen is een risico, maar dat hoort bij het leven. Als u auto rijdt loopt u ook een risico.
Als je bereid bent in een auto te rijden, moet je ook bereid zijn om te ontwapenen.’ - Petitio principii (circulaire redenering)
Wat bewezen moet worden, wordt reeds verondersteld.
‘Ik heb dat geld niet gestolen want ik ben geen dief.’ - Secundum quid (overhaaste generalisatie)
Op basis van twee of drie gegevens een tendens constateren.
‘Dat gebeurde gisteren ook al. Dat is hier blijkbaar normaal.’ - Post hoc ergo propter hoc (daarna, dus daardoor)
Wat eerder gebeurt, is de oorzaak van wat later plaatsvindt.
‘Sinds die hittegolf hier, heeft ze geen interesse meer in het Afrika-project.’ - De accidensdrogreden (bijzaak, geen hoofdzaak)
Een bijkomstige omstandigheid wordt aangezien voor een bepalend kenmerk.
‘Hij lag toen in scheiding, en heeft die promotie niet gekregen.’ - De compositiedrogreden (wel het deel, niet het geheel)
Deeleigenschappen ten onrechte toeschrijven aan een geheel.
‘Alle leden zijn stuk voor stuk goede onderzoekers, dus ze vormen samen ook een
goed onderzoeksteam.’ - Reductio ad absurdum of bewijs uit het ongerijmde
‘Net als Engeland ligt Nederland aan de Noordzee, daarom spreken we hier vrij goed Engels.’ - Vals dilemma
Van een keuzemogelijkheid een halszaak maken.
‘Als je niet voor ons bent, ben je tegen ons.’
Bron: Professionele ethiek
Door: Rob van Es