Ook al zijn er allerlei redenen om van een bepaalde opgave een programma te maken, dan nog lenen niet alle situaties zich er even goed voor. Wat zijn de condities die het werken met programma’s bevorderen, of tegenwerken? Onder welke condities heeft u er niets aan en raden we deze aanpak zelfs af?
Björn Prevaas en Theo van der Tak noemen op hun site over programmamanagement een aantal aspecten, in willekeurige volgorde, zonder uitputtend te zijn. In de praktijk blijken dit overwegend wel de belangrijkste te zijn.
Gunstige en ongunstige condities voor programma’s
Gunstige condities |
Ongunstige condities |
1. Betrokkenen houden van abstracte vergezichten |
|
2. Mensen moeten doen wat hen gezegd wordt |
|
3. Het gaat om allerlei losse activiteiten |
|
4. Overtuiging dat verandering vooral spontaan verloopt |
|
5. Inzet is voortdurend onderhevig aan onderhandeling |
|
6. Dominante van de permanente organisatie |
|
7. Strijd om doelen en inzet van mensen |
|
8. Organisatie die vooral gedijt bij brandjes blussen |
|
9. Van elke prioriteit een programma maken |
|
10. Verwachten dat effecten op korte termijn ontstaan |
Bron: Werken aan Programma’s