Binnen het vijfkrachtenmodel maakt Porter onderscheid tussen vijf determinanten die de concurrentiekracht van een organisatie kunnen versterken of verzwakken. Deze determinanten zijn klanten, bestaande concurrenten, leveranciers, potentiële nieuwe toetreders en substituutproducten en zijn afleidbaar uit het bedrijfsmodel van de organisatie.
Bestaande concurrenten
De meest voor de handliggende bedreiging van de concurrentiepositie van een organisatie zijn de bestaande concurrenten binnen de bedrijfstak. Confrontatie met concurrenten binnen de bedrijfstak vindt dagelijks plaats in de slag om de gunst van de cliënt. Het goed kennen en begrijpen van concurrenten is van wezenlijk belang om succesvol te kunnen zijn in deze slag.Het begrijpen van concurrenten omvat onder meer het analyseren van hun product-marktcombinatie, prijsstelling en marktaandeel.Potentiële toetreders
De tweede kracht die invloed uitoefent op de concurrentiepositie van een onderneming, zijn de nieuwe toetreders. Net als bij concurrenten binnen de bedrijfstak zijn nieuwe concurrenten actief in (nagenoeg) dezelfde product-marktcombinatie. Hierdoor zal de concurrentie in de bedrijfstak verder verhevigen. Het aanbod neemt toe waardoor mogelijk de winstgevendheid van de organisaties wordt beïnvloed. Toetreding van nieuwe concurrenten wordt door een aantal factoren bepaald, waaronder de toetredingbarrières en de winstgevendheid van de bedrijfstak. Vaak is sprake van een meer dan normaal winstniveau in een bepaalde bedrijfstak waardoor het aantrekkelijk is om toe te treden. Indien er toetredingsdrempels bestaan, wordt het minder aanlokkelijk voor nieuwe organisaties om toe te treden tot de bedrijfstak. Toetredingsdrempels zijn mogelijk in de vorm van hoge aanvangsinvesteringen in kapitaalintensieve industrieën zoals ASML of overheidsbeleid zoals vereiste milieuvergunningen.




