Bij het inrichten van verander- en verbetertrajecten blijkt het telkens weer handig en verstandig om vier vuistregels toe te passen. Geef deze vier vuistregels mee aan het team dat het project vorm gaat geven.
1. Wed niet op één paard
Alles of niets klinkt dapper en stoer, maar het is verstandiger om in scenario’s te denken en deze op voorhand uit te werken. Het biedt de ruimte om verschillende uitkomsten naast elkaar te zetten en te bespreken. En het zet de organisatie op het spoor van mogelijke alternatieven als de omgeving verandert of resultaten mee- of tegenvallen.
2. Doe kleine stappen
Kleine opeenvolgende stappen zijn veiliger dan 1 grote. Verandertrajecten die alles in een klap op hun kop zetten ontmoeten veel weerstand en ontsporen daardoor vaak. Het is beter om meerdere plateaus te plannen waarbij ieder plateau een springplank naar de volgende verbetering biedt. We kunnen dan eventueel tussentijds bijsturen.
3. Vind de nooduitgang
Kijk altijd vooraf waar de nooduitgang is. Als de gangen straks vol met rook staan is het daar te laat voor. Eis een fall back plan en test dat ook. Zodat we nog terug kunnen.
4. Bepaal je grenzen vooraf
Spreek vooraf duidelijk uit welke resultaten op welk moment bereikt moeten zijn en wat we doen als dat niet zo is. Leg vooraf vast tegen welke maximale kosten de mijlpalen behaald moeten worden en wat we doen als dat niet of niet tijdig lukt. Stel een set criteria (mijlpalen) op waarmee we straks bepalen of we stoppen of doorgaan.
Bron: Henk Hemstra, ProjectManagen via ManagementSite.
Boekentips