Provocatieve therapie is een krachtige en effectieve vorm van hulpverlening, maar wordt vaak verkeerd begrepen. Sommigen zien het als ‘afzeiktherapie’ of denken dat het bedoeld is om mensen een harde schop onder de kont te geven. In werkelijkheid draait het om humor, uitdaging en goed contact.
Jeffrey Wijnberg, pionier van deze benadering, legt in zijn boek De essenties van provocatieve therapie uit dat provocatieve therapie geen harde confrontatie is. Het is juist een speelse methode om cliënten sterker te maken. Met het motto: ‘ik lach je niet uit, ik lach je toe’ laat hij zien hoe humor en uitdaging helpen bij verandering. In hoofdstuk 1 van zijn boek bespreekt hij de meest voorkomende misverstanden over provocatieve therapie.

Misverstand 1: Provocatieve therapie is afzeiktherapie
Sommigen denken dat provocatieve therapie neerkomt op het afzeiken van de cliënt. Dit misverstand ontstaat mogelijk doordat de therapeut plagerijen en uitvergrotingen gebruikt als interventies. Als deze interacties zonder de warmte van het contact worden gelezen, kan de indruk ontstaan dat de cliënt wordt vernederd. In werkelijkheid is het doel van deze benadering om de cliënt sterker te maken.
Voorafgaand aan de sessies wordt altijd een kader geschetst waarin de cliënt expliciet toestemming geeft voor een provocatieve benadering. Dit kan door een directe vraag zoals: ‘Ik zal je uitdagen en plagen om je sterker te maken, ga je daarmee akkoord?’ of door metaforen, zoals de ‘provocatieve bubbel’, waarin rare dingen gebeuren maar die nadien samen worden besproken.
De provocatieve stijl is niet zachtzinnig, maar gebaseerd op het idee dat mensen meer aankunnen dan ze zelf denken. Cliënten kunnen deze benadering vaak waarderen, omdat zij daardoor hun eigen veerkracht ontdekken. Toch is het niet voor iedereen geschikt; sommige cliënten ervaren het als te direct en haken af.
Misverstand 2: Provocatieve therapie geeft cliënten een schop onder de kont
Is provocatieve therapie geschikt voor mensen die een strenge aanpak nodig hebben om in beweging te komen? Vaak komen cliënten binnen met de verwachting dat ze door de therapeut wakker geschud worden. Maar als iemand niet zelf gemotiveerd is om te veranderen, zal therapie weinig effect hebben.
De provocatieve therapeut maakt geen gebruik van strenge discipline of harde confrontaties. In plaats daarvan wordt de cliënt juist aangemoedigd in zijn passiviteit: ‘Mooi dat er ook mensen zijn die een plichtallergie hebben, dan blijft er tenminste genoeg werk over voor anderen.’ Dit zet de cliënt aan tot zelfreflectie en een eigen motivatie om in actie te komen.
Een treffend voorbeeld is een jonge gamer die door zijn ouders naar therapie wordt gestuurd. In plaats van hem onder druk te zetten om een baan te zoeken, prijst de therapeut hem voor zijn vermogen om niets te doen. Uiteindelijk besluit hij zelf aan het werk te gaan. De provocatieve therapeut wacht dus tot de cliënt zelf de verantwoordelijkheid neemt.
Misverstand 3: Provocatieve therapie is puur confronterend
In traditionele therapievormen wordt confrontatie vaak gebruikt om cliënten tot inzicht te laten komen. De therapeut kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Je zegt dat je wilt veranderen, maar ik krijg de indruk dat je vooral van het gezeur af wilt zijn.’Dit soort directe confrontaties wordt soms als belerend ervaren en kan leiden tot weerstand.
Provocatieve therapie kiest voor een speelsere aanpak. In plaats van direct de vinger op de zere plek te leggen, wordt gebruikgemaakt van vrije associaties of humor. Zo kan een therapeut reageren op de zorgen van een cliënt door absurde scenario’s te schetsen, waardoor de cliënt vanzelf zijn eigen zorgen gaat relativeren. Door een omweg te nemen, blijft de weerstand laag en is de kans op zelfinzicht groter.
Misverstand 4: Provocatieve therapie is slechts een trucje
Een veelgehoorde kritiek is dat provocatieve therapie neerkomt op één simpel trucje: het tegenovergestelde zeggen om een reactie uit te lokken. Bijvoorbeeld: ‘Je wil voor jezelf beginnen? Ben je daar niet totaal ongeschikt voor?’ waarna de cliënt zichzelf verdedigt en sterker in zijn overtuiging wordt.
Hoewel dit een bekende interventie is, omvat provocatieve therapie veel meer dan alleen dit soort technieken. De therapeut beschikt over tientallen interventiemethoden, zoals het in twijfel trekken van het probleem, het omzeilen van serieuze gesprekken door over irrelevante zaken te praten, of het bewust aanmoedigen van gedrag dat de cliënt eigenlijk wil veranderen. Het is een veelzijdige en creatieve benadering die jarenlange training vergt.
Lachen als therapeutisch middel
Een van de krachtigste elementen van provocatieve therapie is humor. Lachen helpt om moeilijke situaties draaglijker te maken en vergroot het zelfrelativeringsvermogen van de cliënt. Cruciaal hierbij is dat de therapeut de cliënt niet uitlacht, maar toelacht. Dit betekent dat de humor niet gericht is op vernedering, maar op het doorbreken van serieuze en vastgeroeste denkpatronen.
Zo kan een cliënt die worstelt met schuldgevoelens over de balans tussen werk en gezin, worden uitgedaagd met een opmerking als: “Jij bent in ieder geval een echte vrouw! Mannen kennen dat probleem helemaal niet, zij gaan naar hun werk om niet thuis te hoeven zijn.” Dit brengt de cliënt aan het lachen en helpt haar haar situatie vanuit een ander perspectief te bekijken.
Conclusie
Provocatieve therapie wordt vaak verkeerd begrepen. Het is geen afzeiktherapie, geen methode om mensen een schop onder de kont te geven, geen pure confrontatie en zeker geen simpel trucje. In plaats daarvan is het een geavanceerde therapeutische stijl die humor, uitdaging en goed contact combineert om de cliënt te helpen sterker in het leven te staan.
Door speelse en paradoxale interventies uit te lokken, worden cliënten gestimuleerd om hun eigen overtuigingen te onderzoeken en hun zelfredzaamheid te vergroten. Wie naar een provocatieve therapeut gaat in de verwachting een harde aanpak te krijgen, zal verrast worden door de luchtigheid en het plezier waarmee verandering in gang wordt gezet.
Humor is daarbij een krachtig middel, omdat het niet alleen ontspanning brengt, maar ook perspectief kan verschuiven. Door de cliënt toe te lachen in plaats van uit te lachen, wordt de therapie een bron van plezier en transformatie. Uiteindelijk draait het om een fundamenteel principe: verandering is het meest effectief wanneer het gepaard gaat met een lach.
Dit artikel is een samenvatting van hoofdstuk 1 uit het boek De essenties van provocatieve therapie – Ik lach je niet uit, ik lach je toe door Jeffrey Wijnberg.