Nog drie maanden en dan is het zover. Dan zijn er in de publieke sector drie forse decentralisaties gerealiseerd.
Gemeenten krijgen er van het Rijk taken bij en zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor grote delen van de zorg, de jeugdbescherming en de re-integratie/participatie van inwoners die zonder hulp geen positie op de arbeidsmarkt verwerven. Voor deze nieuwe taken worden budgetten van het Rijk naar de 403 gemeenten overgeheveld. De overheveling van taken gaat gepaard met een bezuiniging. Het gezamenlijk budget is kleiner dan het budget dat het Rijk voorheen zelf uittrok voor deze taken. De vooronderstelling bij dit enorme decentralisatieproces is dat het publiek domein het beter en vooral goedkoper gaat doen.
Monitoren van het decentralisatieproces
Hoge vertegenwoordigers van het Rijk, provincie, gemeenten en koepels van organisaties monitoren, al dan niet via speciaal ingestelde commissies, het decentralisatieproces. Regelmatig verschijnen er rapportages waarin de voortgang wordt besproken en forse aandachtspunten worden benoemd. Het tempo van het proces is hoog en uit veel van de rapportages blijkt dat we er met elkaar niet gerust op mogen zijn dat het proces zonder meer slaagt. Met nog slechts drie maanden te gaan moeten er in veel gemeenten nog belangrijke knopen worden doorgehakt en er zijn op veel plaatsen zorgen over de continuïteit van de dienstverlening. Die zorgen zijn het grootst op het terrein van de Jeugdwet.
Bij het lezen van de rapportages bekruipt mij het gevoel dat er sprake is van een knijp/piep-systeem. Het Rijk decentraliseert, stelt ‘krap’ middelen ter beschikking en daagt gemeenten uit om met minder geld toch zaken voor elkaar te krijgen. Het Rijk stuurt er daarbij enerzijds op dat gemeenten zelf de verantwoordelijkheid nemen, maakt zich anderzijds zorgen over de voortgang en stuurt daarom vanuit Den Haag commissies naar de provincie om de vinger aan de pols te houden en de voortgang te bevorderen. Als het echt nodig is komt er mondjesmaat wat extra geld, wordt een deadline voor het inleveren van een rapportage verlengd en hopen we samen min of meer weer op de goede afloop.
Macht en beelden
Stap voor stap worden plannen bijgesteld en worden noodzakelijke randvoorwaarden beter vervuld. Een veranderproces dat zich, van buiten, laat aanzien als een soort permanent onderhandelings- en uitdaagproces. Een proces dat niet lijkt gebaseerd op wederzijds vertrouwen, maar waarbij macht en beelden over elkaar (vanuit Rijk naar gemeenten en andersom) een belangrijke rol spelen. Léon de Caluwé, voor mij de goeroe als het gaat om veranderprocessen, zou dit vast een blauw/geel veranderproces noemen. Blauw staat in zijn kleurenmodel voor denken in structuren en geel staat voor denken in macht. Léon noemt de kleuren geel en blauw de oorlogskleuren.
Als verandermanager vraag ik mij oprecht af of dit ook anders zou kunnen. Stel dat je er nu eens een groen/rood-veranderproces van maakt. Léon noemt dit de vredeskleuren. Deze kleuren staan voor leren, verbinden en samenwerken. Zou het met zo’n aanpak beter en sneller zijn gegaan? Mijn gevoel zegt van wel en ik gun alle sleutelfiguren bij het Rijk, de VNG en instellingen van harte een masterclass van Léon. Ik denk dat zo’n masterclass zich zelf dubbel en dwars terugverdient!
Gaten in dienstverlening
Ondertussen werken duizenden ambtenaren (beleidsmedewerkers en managers), nog meer directie- en stafmedewerkers van instellingen en een stoet aan externe adviseurs zich uit de naad om op 1 januari 2015 ‘klaar’ te zijn voor de nieuwe taken. Voor iedereen staat vast dat dit niet voor 100% gaat lukken. Zeker in de eerste helft van 2015 zullen er gaten in de dienstverlening aan de inwoners ontstaan die gemeenten op ad hoc basis moeten ‘dichtlopen’. Dat is enerzijds zorgelijk omdat het, vooral bij de jeugdbescherming, gaat om de dienstverlening aan mensen in kwetsbare situaties. Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat de loyaliteit aan de cliënten/inwoners vanuit de aanbieders en professionals zo groot is, dat adequaat wordt ingegrepen als het misgaat. Niet alleen operationeel, maar ook bestuurlijk. Dat vind ik een hele geruststelling.
Wim Schreuders is zelfstandig interim-manager/adviseur/coach en werkt via zijn eigen onderneming Public Servants BV voor het publieke domein. Hij heeft een brede ervaring als verandermanager in de publieke sector. Lees ook zijn boeken Meer door minder in het publieke domein en Meesterlijk Middenmanagement.