De aandacht voor sociale innovatie is in het afgelopen decennium fors toegenomen. Wereldwijd is het besef gegroeid dat sociaal innoveren sterk verweven is met de fase van transitie waarin we verkeren. Nu de economie weer aantrekt, lijkt de urgentie om te transformeren minder groot. Bovendien is er een eenzijdig accent komen te liggen op maatschappelijke vraagstukken en blijven technologische innovaties kleinschalig. De auteurs pleiten voor een sterkere samenhang tussen diverse domeinen van innovatie, meer aandacht voor creativiteit en eigenaarschap, en een hernieuwde kijk op leiderschap.
Terugkijkend op tien jaar sociale innovatie in Nederland zien we een verschuiving van sociale innovatie als een intern organisatiefenomeen, naar sociale innovatie binnen een ruimere, maatschappelijke context. De accenten hebben zich verlegd naar aandacht voor de zogenoemde wicked problems, die in het tijdsgewricht van een transitie meer aan de orde zijn dan ooit. Internationaal was deze bredere definitie van social innovation al gangbaar en omarmd. Om Nederland meer in lijn te brengen met de internationale – en specifiek de Europese – ontwikkelingen, heeft de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) een rapport uitgebracht onder de titel ‘De kracht van sociale innovatie’. ‘Sociale innovatie moet een expliciet onderdeel worden van het overheidsbeleid’, zo stelt het AWT. Alleen dan kan Nederland aansluiting vinden bij de koplopers, en de kansen optimaal benutten, aldus het rapport.