Beste Jaap,
Ik leefde een maand in Rome. Een maand in de Eeuwige Stad waar, waar je ook staat, de lagen van een paar eeuwen zichtbaar zijn. Oudheid, middeleeuwen, renaissance in een straat of buurt tegelijkertijd zichtbaar, met de verhalen die daarbij horen. In welke stad wordt er een congrescentrum gebouwd over antieke resten? Waar loop je een aan de buitenkant volstrekt onbetekende kerk in en sta je oog in oog met Caravaggio, Bernini, Titiaan, Tintoretto? Mijn favoriete busritje? In een overvolle bus met te gladde stoeltjes, over het Piazza Venezia racen (en dus van je stoeltje schuiven) met uitzicht op zowel het Colloseum als het monument Vittorio Emmanuele. Wat een genot om gewoon even naar de Sint-Pieter te lopen en daar – steeds weer ontroerd – naar de Pieta te kijken. Gewoon bij je om de hoek! En dan heb ik het nog niet over die prachtige markten – elke wijk heeft er een en ik heb er heel veel gezien – waar de mooiste producten liggen. Ik was een maand in een stad waar je makkelijk nog een paar maanden door kunt brengen.
Maar Rome is niet alleen historisch een stad in lagen, het is ook een stad van gescheiden werelden.
Ik weet inmiddels ook dat Rome leuker is van dinsdag tot donderdag. Dan zijn er nog steeds veel toeristen, maar echt heel veel minder dan vrijdag tot maandag. En dat Rome voor 9 uur leuker is dan erna. De stad is voor 9 nog van de mensen die er leven. Voordat de toeristische facades het overnemen zie je ‘s morgens vroeg poorten die openen naar een garage, vallen kleine doe-het-zelf-zaakjes en huishoudwinkels je op, blijken er in de palazzo’s kantoren, en is het Campo dei Fiori nog even vooral een groente- en fruitmarkt. Mensen voor wie deze stad gewoon de stad is waar ze wonen, reppen zich naar het werk, maken een praatje bij een koffietje. De dame die vanaf 9 uur op ‘mijn’ pleintje bedelt, stapt om 7 uur op station Termini in de bus. De stad wordt ontdaan van de enorme troep die wij als toeristen achterlaten. Na 9 transformeert de stad naar het toeristenoord dat ze is, en in het weekend komt ze bijna niet uit die stand. Het toneel is in stelling gebracht. De Romeinse soldaten staan voor de Engelenburcht klaar om mensen op de foto te lokken. De bedeldame zit op de hoek van het pleintje. Het Campo dei Fiori heeft nu naast groentekramen ook kramen met toeristische risotto en limoncello in flessen in de vorm van een piemel. De stad is er klaar voor. En vanaf 10 uur trekken de groepen met fluisteroortjes in, de vrijgezellenfeestjes, de verliefde paartjes, de cultuursnuivers en alle andere toeristencategorieën de stad in. De stad als openluchtmuseum, openluchtrestaurant en -bar en winkelcentrum.
Voordat ik naar Rome ging, las ik het boek van Anna Lowenhaupt Tsing, De paddenstoel aan het eind van de wereld. In haar boek maakt ze, door de weg van de Matsutake – een paddenstoel – te volgen, prachtig zichtbaar dat op vernietigde plekken weer nieuw leven en nieuwe gemeenschappen ontstaan. Patches noemt ze die plekken. Ze laat ook zien dat patches lichtjes met elkaar gekoppeld raken en zo grotere gehelen vormen. De Matsutake, waar het in haar boek allemaal om draait, is de verbindende schakel, met een belangrijke waarde in iedere patch. Die Matsutake vertegenwoordigt in iedere patch iets anders. Het object transformeert als het ware naar iets met een andere waarde en een ander doel. Daarmee blijven de patches los van elkaar, het zijn andere subystemen. En ze zijn verbonden.
Een heel hoopgevend boek vond ik het.
Het was dit boek waar ik steeds aan moest denken in Rome. In de hele stad kun je zien dat op een vernietigde laag, een nieuwe laag ontstaat. En je ziet de losse koppelingen tussen werelden. Werelden die niet en ook weer wel gekoppeld zijn. De wereld van de toeristen is verbonden en niet-verbonden met de gewone leefwereld van de Romeinen. De bedelende dame is er een voorbeeld van: in de bus is ze echt iemand anders dan op dat pleintje. Op de markten loop je als toerist in dezelfde context maar echt in een andere werkelijkheid dan de gewone Romein. En die Romein gaat daar ook vanuit. De puntarelle, cime di rape of uien uit Calabrië worden je als toerist niet aangeprezen.
Het leuke van een maand in Rome, is dat je niet alleen maar in de toeristenbubbel kunt rondlopen. Je moet die wereld in die normaal niet voor jou als toerist bedoeld is. Want waar haal je anders in vredesnaam wasknijpers voor je Romeinse waslijntje? Of mierenlokdoosjes tegen de mieren die bij die grote hitte ineens door je appartement lopen? En je kunt toch niet een hele maand zwijgend langs je buurman lopen die drie keer per dag zijn kat uitlaat? Maar de doorgang vinden tussen de toeristenbubbel en de bubbel van het gewone leven is in Rome best lastig. Taal speelt een rol, het nog steeds verplichte mondkapje ook, maar meer nog het vanzelfsprekende beeld dat jij niet tot die andere wereld hoort, dat je er niks te zoeken hebt of wilt hebben.
Het duurt even voordat je het gangetje tussen twee werelden vindt en ook in die andere wereld zichtbaar wordt. In mijn favoriete cafeetje valt het op een gegeven moment op dat ik er langer bent dan de gemiddelde toerist. En de dame van mijn favoriete groentekraampje tegen mij een lofzang begint op haar agretti en cicoria.
Nu met andere ogen weer thuis. Want die patches, de vanzelfsprekendheid waarmee ze gescheiden zijn, de lichte koppeling waardoor ze toch hecht verbonden zijn en het smalle gangetje dat je moet leren begrijpen? Wij hebben ze ook. Ik kijk ernaar uit om me daar eens wat meer in te gaan verdiepen.
Groet, Leike
Veranderkundigen Leike van Oss en Jaap van ’t Hek schreven samen veel boeken over verandermanagement en veranderkunde. Daarnaast schrijven ze elkaar brieven. Hun nieuwste boek is: Onmacht >>>