Als het gaat om centralisatie of decentralisatie denken we veel te zwart-wit. Bijvoorbeeld bij de Nationale Politie, maar ook in de jeugdzorg. ‘Daar is gedecentraliseerd – je weet dat dat niet gaat werken – en dreigt weer gedecentraliseerd te worden als inderdaad blijkt dat het niet werkt.’ Dat stelt bestuurskundige René Clarijs, hoogleraar aan de Universiteit van Sint-Petersburg. Hij richt zich in zijn onderzoek op jeugd en jeugdbeleid.
In de jeugdzorg ontbreekt volgens Clarijs een gemeenschappelijke taal. ‘Politie, ggz, verstandelijkgehandicaptensector, jeugdzorg, allemaal gebruiken ze andere benamingen voor incidenten, gedrag et cetera. Zo wordt de indeling in jeugdhulp en jeugdzorg soms gebruikt, terwijl het in feite allemaal jeugdzorg is.’ ‘Eigen kracht is ook zo’n begrip dat een eigen leven is gaan leiden’, vervolgt de onderzoeker. ‘Eigen kracht is mooi maar werkt in de praktijk niet, vandaar dat de Jeugdwet het heeft over het gezinsplan om de eigen kracht te gebruiken als basis voor de aanpak van de problemen van de jongere. Gemeenten voelen over het algemeen niets voor het gezinsplan omdat dat grotere inspanningen van hen verlangt en allerlei aanbieders interessante andere producten en diensten aanbieden die in hun ogen sneller soelaas bieden. Dit heeft er in geresulteerd dat bij slechts 50 procent van de betrokken gemeenten en professionals het gezinsplan als aanpak bekend is, terwijl 40 procent van de professionals er niet in gelooft. Zo wordt een heel logische – in de wet genoemde – aanpak volledig genegeerd in de praktijk.’Zorgaanbieders zoeken nieuwe aanknopingspunten
Verder hanteert Nederland in tegenstelling tot alle andere landen binnen de EU een door calvinisme ingegeven zorgconcept waarbij men de focus heeft op problemen en probleemkinderen. Wij hebben het over jeugdzorg, andere landen hanteren de term jeugdbeleid, gaan uit van een ontwikkelingsconcept en laten alle ruimte voor de ontwikkeling van kinderen en zien eventuele problemen als onderdeel van een ontwikkeltraject. Hierdoor raken in Nederland kinderen als snel in de ‘problemen’ waar trajecten op worden gezet. Daarbij blijkt dat veel problemen bij kinderen vanzelf in de loop der tijd verdwijnen, bijvoorbeeld doordat ze een vriend of vriendin krijgen. Door deze eenzijdige focus krijgt een klein percentage van de kinderen veel aandacht, terwijl veel meer kinderen lichte vormen van ondersteuning goed zouden kunnen gebruiken. Dit alles leidt er toe dat jongeren er al snel niet meer bij horen en naar de achterkant van het systeem worden geschoven.Alles centraliseren is niet logisch omdat je daarmee de politie vervreemdt van haar marktZorgaanbieders zijn volgens Clarijs voortdurend op zoek naar nieuwe aanknopingspunten voor hun diensten. Daardoor dijt het werkveld op allerlei terreinen uit. De hoogleraar vindt dat in Nederland te veel zwart-wit wordt gedacht over systemen. ‘Dat zie je bij de Nationale Politie: wellicht is het handig om te centraliseren, bijvoorbeeld op het terrein van de inkoop, maar alles centraliseren is niet logisch omdat je daarmee de politie vervreemdt van haar ‘markt’. Hetzelfde zie je in de Jeugdzorg waar alles is gedecentraliseerd – waarvan je weet dat dat niet gaat werken – en weer gecentraliseerd dreigt te worden als inderdaad blijkt dat het niet werkt.’
Niet functionerend systeem
‘De nuance ontbreekt in deze discussies’, vervolgt hij. ‘Daarbij doet zich een ander fenomeen voor: men schaart zich achter een idee, kijkt niet naar de uitwerking daarvan in de realiteit en is doof voor rationele argumenten, die worden genegeerd. Later – het kan jaren duren – raakt men ontnuchterd en is men wel bereid te luisteren, maar dan is het te laat en is er weer een heel afunctioneel systeem opgetuigd. Toen ik in 2012 kritische geluiden liet horen ten aanzien van de Jeugdwet, werd mij ‘oud denken’ en defaitisme verweten en werd ik niet langer als spreker uitgenodigd, of beter gezegd: geëxcommuniceerd. In 2018 ontdekte men de gevolgen van de Jeugdwet en leidde mijn presentaties uit 2012 tot inzichten die breed werden omarmd. Oftewel: het kan verkeren.’Een alternatief zou zijn om de financiering centraal te regelen en de uitvoering decentraal te laten. Dan heb je geen 350 aanbestedingsprocedures meer nodigVoor de jeugdzorg zou een alternatief zijn om de financiering centraal te regelen en de uitvoering decentraal te laten, meent Clarijs. ‘Dan heb je geen 350 aanbestedingsprocedures meer nodig. In het huidige systeem is het budget beschikbaar voor het kind rechtstreeks en indirect gekort: naast de korting van 15 procent wordt 10 procent van het budget besteed aan de administratie bij gemeenten en nog een keer 10 procent aan administratie bij jeugdzorginstellingen, bij elkaar een kleine 35 procent budgetkorting. De gevolgen zijn duidelijk: de helft van de jeugdzorginstellingen staat financieel op omvallen en 55 procent van de gemeenten staat in het rood. Om deze tekorten op te vangen moet men budget weghalen bij andere voorzieningen als wijkcentra, zwembaden et cetera en dreigt de sociale infrastructuur vernietigd te worden als gevolg van de Jeugdwet.’ ‘De Jeugdwet laat nog wat andere onverklaarbare zaken zien: zo kende men voor de invoering in gemeenten geen wijkteams, maar doken deze qua afstemming, ketenaansturing et cetera complexe organiseervormen na de invoering overal op. Ongetwijfeld waren en zijn de kwaliteitsverschillen tussen de verschillende gemeenten en teams erg groot, maar niemand durft dat aan de orde te stellen. Daarnaast explodeerde het aantal aanbieders van jeugdzorg van 70 naar 5000. De Inspectie haakte bij deze aantallen meteen af, waardoor de kwaliteit van veel van de aanbieders volledig onduidelijk is.’