Stel je eens voor dat je voor een tafel staat met daarop twee grote potten. Je kunt de inhoud van beide niet zien, maar pot A bevat 100 knikkers: 50 rode en 50 zwarte. Ook pot B bevat 100 knikkers, maar het is onbekend in welke verdeling van rood en zwart. Je krijgt een blinddoek om en mag knikkers uit een van beide potten pakken. En iedere keer dat je een rode knikker blijkt te hebben gepakt, win je 1 euro. Welke pot kies jij hiervoor, A of B?
Welke pot is het geworden?
En, welke pot is het geworden? Grote kans dat je voor A ging. Dat is in ieder geval wat vrijwel iedereen ruim zestig jaar geleden deed in een beroemd experiment van econoom Daniel Ellsberg. Maar waarom is dat zo? Het oudste onderdeel van onze hersenen, dat ik in mijn boek Denk niet aan een krokodil het krokdillenbrein noem, geeft de voorkeur aan keuzes waarin het risico te berekenen valt en vermijdt liever keuzes waarbij dat niet mogelijk is. Bij pot A weet je precies dat je 50 procent kans hebt om een rode knikker te pakken en zo 1 euro te winnen, zodat de verwachtingswaarde 50 cent is. En misschien dat in pot B meer rode knikkers zitten dan zwarte, zodat de verwachtingswaarde hoger is dan die 50 cent. Maar misschien ook niet; er kunnen natuurlijk ook alleen maar zwarte knikkers in pot B zitten. En die onzekerheid vinden we vervelend.
Met andere woorden: ons krokodillenbrein heeft een afkeer van risico, maar vindt het nóg erger om niet te weten hoe groot het risico is. Zelfs als we moeten kiezen tussen iets met een vooraf duidelijk risico, of iets dat een hogere opbrengst biedt maar een onduidelijk risico heeft, dan prefereren we dat eerste. Als een soort duivels alternatief: liever risico dan onzekerheid. In vaktermen heet deze bias ambiguïteit-aversie. In gewone taal: we weten graag waar we aan toe zijn. Mede daarom blijven we het liefst binnen onze comfortzone en gaan we dus door met doen wat we altijd al deden, in de hoop behoorlijk goed te kunnen voorspellen wat we dan krijgen.
Schade beperken
In ons krokdillenbrein is alles dus gericht op veiligheid, door risico’s te minimaliseren en zo de schade te beperken. Op de savanne in Oost-Afrika werkte dat zo’n 200.000 jaar gelden uitstekend voor de homo sapiens. Het behoedde de soort voor gevaren van andere dieren, zoals die spinnen en slangen. Eén verkeerde beslissing en je was dood. Vermoedelijk durfden onze voorouders om die reden pas zo’n 70.000 jaar geleden het risico te nemen om hun veilige omgeving vanwege overbevolking te verlaten. De overlevenden hiervan gaven ons in evolutionair opzicht een ‘voorzichtig’ brein mee, want degenen met onvoorzichtig gedrag waren simpelweg omgekomen.
Op onze moderne ‘savannes’ – of dat nu de werkvloer, sociale media, een winkelstraat, festival of andere omgeving is – zit die voorzichtigheid ons juist vaak in de weg. Het is alsof een radar continu aan het zoeken is of er ergens gevaar dreigt. Door alle stimuli die we ontvangen uit onze omgeving, kan dit voortdurende scannen ons geestelijk en lichamelijk uitputten. Maar er is meer aan de hand. De eerste filtering van die stimuli vindt namelijk plaats in ons krokodillenbrein. En dat heeft als basisstand dat alles onveilig is tot het tegendeel is bewezen. Dit wordt binnen de neuropsychologie ook wel risicomijdend gedrag genoemd. We zijn dus als het ware verslaafd aan veiligheid. Bij grote groepen mensen, bijvoorbeeld in organisaties, verenigingen, vrienden of families, gaat dit ook op. Omdat onze breinen op dezelfde manier te werk gaan, vertonen we collectief eveneens dat risicomijdende gedrag.
Verandering vrijwel direct afgewezen
Bovenstaande filtering maakt dat je als mens iedere verandering die zich manifesteert diep van binnen vrijwel per definitie afwijst – ongemerkt. Zoals we al zagen is circa 95 procent van ons gedrag en onze gedachten onbewust. Gemiddeld heeft het krokodillenbrein al een beslissing genomen zo’n zeven seconden voordat de neocortex dat op rationele wijze lijkt te doen. En daarbij lijkt ons brein wel een enorme beslisfabriek: we nemen naar schatting 35.000 beslissingen per dag. Ervan uitgaande dat we zo’n 16 uur per dag wakker zijn, betekent dit dat we gemiddeld iedere 1,6 seconde een beslissing nemen. Het zal je niet verrassen dat door dit alles in de loop van de dag beslissingsvermoeidheid optreedt, ook op ons werk. Zo constateerden onderzoekers bijvoorbeeld dat aan het einde van de werkdag zorgmedewerkers minder vaak hun handen wasten, dokters vaker onnodig antibiotica voorschreven en rechters strenger waren in hun uitspraken.
Bij jouw eigen collega’s kun je dit laatste observeren in de vorm van wat ik ‘krokodillentaal’ noem. Bij het bespreken van innovatieve ideeën zul je dan dingen horen als:
- ‘Ik speel nu even advocaat van de duivel.’
- ‘Dat hebben we al eens geprobeerd, maar dat werkte niet.’
- ‘Hebben we wel goed zicht op alle risico’s?’
- ‘Kun je dat punt nog even beter uitzoeken?’
- ‘Kun je daar een businesscase voor opstellen?’
- ‘Ik geloof er niet in.’
- ‘Dat willen onze klanten niet.’
- ‘Laten we maar even afwachten.’
- ‘Als het echt zo’n goed idee was, zou het wel eerder zijn gedaan.’
- ‘Dat mogen we niet, vanwege alle wet- en regelgeving.’
- ‘Daar hebben we geen geld voor.’
- ‘Daar hebben we het te druk voor.’
- ‘We hebben het altijd al zo gedaan.’
- ‘Als het niet stuk is, hoef je het ook niet te repareren.’
Meeting aan het begin van de week
Je kunt daar ter vermaak natuurlijk een geestige bingokaart voor maken. Maar het is natuurlijk slimmer om die opmerkingen te voorkomen. Dus als je met je collega’s zaken wilt bespreken die gaan over verbetering, vernieuwing en verandering, plan dan je meeting in de ochtend en liefst aan het begin van de week.
Door: Mike Hoogveld