Een gemeente die zichzelf als uitgangspunt ziet voor beleid is niet meer van deze tijd.
Veranderingen in het sociale domein dwingen gemeenten hier ook toe. Maar hoe geef je vorm aan deze verandering? In hun boek Werken aan de wakkere stad beschrijven Jan van Ginkel en Frans Verhaaren welke kansen en uitdagingen gemeenten moeten aangrijpen om ‘wakker’ te worden, schrijft Brigitte Koehler, beleidsmedewerker bij de gemeente Roermond, op Managementboek.nl. Het boek Werken aan de wakkere stad, genomineerd voor het Managementboek van het Jaar 2016, begint met te constateren dat we leven in een roerige tijd. De kranten berichten bijna wekelijks over de veranderingen in het sociale domein. We zitten in de omslag van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Burgers moeten meer zelf doen en meer samen doen terwijl we ondertussen te maken hebben met vergaande individualisering. Burgers zijn kritische consumenten die weten wat ze willen, hun rechten kennen en niet te beroerd zijn die te pas en te onpas te claimen. Jan van Ginkel en Frans Verhaaren pleiten voor het krachtiger maken van stedelijke gemeenschappen. Het belangrijkste obstakel hierbij is dat de oplossingen van gisteren niet geschikt zijn voor de uitdagingen van morgen. Bestuurders, managers en professionals moeten zich los maken van het systeemdenken en de neiging alles te willen regelen en te controleren. Burgers moeten op hun beurt hun individuele consumentenhouding los laten en zich actiever opstellen als lid van de gemeenschap waarin wederkerigheid en gemeenschapskracht centraal staan. Van Ginkel en Verhaaren schetsen in hun boek een manier om tot die nieuwe samenleving te komen, het ‘vierde orde denken’. Daarin is er geen doel en ook geen weg meer, alleen bewustzijn van beweging. Die beweging ervaar je als een ogenschijnlijke chaos, aldus de auteurs. Meer concreet: je brengt partijen samen, ieder vanuit zijn eigen kracht opkomend voor het eigen belang. Vervolgens kijk je naar wat er gebeurt, hoe het zich ontwikkelt. En met interventies gericht op het proces houd je de beweging op gang. Geen vooraf opgelegde structuren, protocollen en regels, want dat werkt in tijden van verandering alleen maar contraproductief. Zo’n ontwikkeling vraagt van alle betrokken organisaties en personen de nodige pioniersgeest. Want allerlei vanzelfsprekende uitgangspunten, aannames, handelingen, patronen en reflexen gaan niet meer op. We moeten onszelf samen opnieuw uitvinden. Daar hoort ook een nieuw soort leiderschap en management bij, dat de auteurs ‘langzaam leiderschap’ noemen. Het gaat in de toekomst niet meer om ego-leiderschap, eigen gewin en snel scoren. Leiders van de toekomst, voor zover er nog behoefte is aan leiders, werken voor en vooral ook vanuit de gemeenschap. De belangrijkste taak van de leiders en managers van de toekomst is het wakker maken van gemeenschapskracht. Daarmee hopen de auteurs meteen ook de kloof tussen gemeente, professional en burger te overbruggen. Dit alles is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het opbouwen van een ‘wakkere stad’ met ‘wakkere burgers’ duurt vele jaren. Veel langer dus dan het kortetermijnperspectief van het volgende beleidsplan of van een gemeentebestuur dat hooguit vier jaar beslaat. Met hun boek Werken aan de wakkere stad hebben Jan van Ginkel en Frans Verhaaren een uiterst actueel boek geschreven. Wij hebben Jan van Ginkel dan ook meteen uitgenodigd om in onze gemeente meer te vertellen over zijn boek en hoe we hiermee aan de slag kunnen. Dat heeft veel van zijn ideeën voor mij verduidelijkt, want Werken aan de wakkere stad is geen gemakkelijk boek. Ondanks het hoge abstractieniveau raad ik het boek beleidsmedewerkers, managers en bestuurders dringend aan. De nadruk op je samen verder ontwikkelen, van professionals, van gemeenten en daardoor ook van gemeenschappen maken dit een relevant boek. Brigitte Koehler is beleidsmedewerker Sociaal Domein bij de gemeente Roermond. Ze schrijft haar recensies op persoonlijke titel.