Een ‘goed gesprek’ kennen we al sinds de tijd van Socrates. Intervisie is een vorm van een goed gesprek. Toch blijkt het ook twee eeuwen na Socrates nog altijd lastig om middels een goed gesprek aan zelfreflectie te doen. Het Praktijkboek Intervisie (met Praktijkschrift Intervisie) helpt dit hiaat te dichten. Want er is ‘nog een wereld te winnen’, zeggen de auteurs van het boek Monique Bellersen en Inez Kohlmann.
Nee, nieuw is het niet. Intervisie bestaat al lang. Simpel gesteld is intervisie samen te vatten als ‘een reflectie op gedrag, verwoord door anderen’. Voor een goed intervisiegesprek heb je een vier- tot achttal mensen nodig die aan de hand van een casus de casusinbrenger een ‘röntgenfoto’ van zichzelf laten maken. Hoe gedraagt deze professional zich op zijn werk? Hoe komt het toch dat hij steeds weer op eenzelfde – minder effectieve – manier reageert?
Intervisie met collega’s of vreemden?
Inez Kohlmann: ‘Zo’n intervisiegroep hoeft niet uit collega’s te bestaan. Het kunnen wildvreemde mensen zijn. Vaak werkt intervisie zelfs beter zonder collega’s, omdat het toch lastig blijkt je bloot te geven aan mensen waar je dagelijks mee werkt of waar je een hiërarchische band mee hebt. Aan de hand van de casus en de gesprekken komt er toch wel een heel helder beeld van iemand tevoorschijn.’ Belangrijk binnen intervisie is daarbij dat de deelnemers geen waardeoordeel over de betrokken persoon vellen. Nee, door middel van vragen te stellen moet de kandidaat vooral zelf zijn conclusies trekken. Monique Bellersen: ‘Dat is het grote verschil tussen intervisie en andere technieken.’
Ooa-initiatief
Al jaren zijn Bellersen en Kohlmann actief als managementconsultant. Inez Kohlmann vooral als innovatieadviseur, Monique Bellersen ook als interim-manager. Beiden zijn lid van de Orde van organisatiekundigen en -adviseurs (Ooa) en binnen die vereniging actief op het gebied van intervisietrajecten. Ze doen intervisie met leden van de Ooa maar ook in de eigen praktijk gebruiken ze de methodiek.
Inez Kohlmann: ‘Binnen de Ooa werkten we met een klapper waar van alles over intervisie in stond. Maar dat was feitelijk niet meer dan een pakket gekopieerde A4-tjes. We vonden het tijd worden voor een fatsoenlijk – hedendaags boek – over intervisie.’ In plaats van het wiel helemaal opnieuw zelf uitvinden, vroegen de auteurs collega-adviseurs om hun ideeën over intervisie op papier te zetten. Dat leverde uiteindelijk 22 verschillende intervisiemethoden op. Avonturen van de held, diversiteit in stemmen, mindmapping, roddelen…
Monique Bellersen neemt roddelen als voorbeeld. ‘De persoon die centraal staat, brengt een casus in. Hij of zij houdt vervolgens zijn mond en de overige groepsleden praten over de persoon alsof ze bij het koffieapparaat staan. De roddels, informele ideeën, moeten input leveren voor de aanbrenger van de casus over hoe er tegen hem wordt aangekeken. Daar moet hij zelf een beeld van zijn persoon uit destilleren.’ En dat is dus wat anders dan een instrument als de 360-gradenfeedback. Bellersen: ‘Daarin vormen anderen toch vooral een mening over jou. Bij intervisie vorm je een mening over jezelf. En bepaal je zelf wat je anders wilt gaan doen.’
Wereld te winnen
De auteurs vinden eigenlijk dat elke professional zich van tijd tot tijd aan een intervisietraject zou moeten onderwerpen. Toch wint het instrument maar langzaam terrein. Van de 1800 Ooa-leden bijvoorbeeld doet slechts een kleine tien procent zelf aan intervisie. Er is dus nog een wereld te winnen, concluderen de auteurs. Inez Kohlmann: ‘We worden als professionals vaak langdurig opgeleid, maar als we dan aan het werk gaan, houdt de (persoonlijke) ontwikkeling op. Terwijl het dan eigenlijk pas begint. Volgens mij ben je geen goede professional als je niet zo af en toe op jezelf en je denken en handelen reflecteert. Kijk naar de ontwikkeling van ons als individu. Wie is er niet groot geworden met een goed gesprek?’
Heel pallet aan instrumenten
Volgens de auteurs is het cruciaal dat een intervisieproces goed wordt begeleid. Inez Kohlmann: ‘Anders kan het snel ontsporen of als niet serieus worden afgedaan door de groep.’ Monique Bellersen voegt toe: ‘Veel begeleiders hebben hun eigen methodiek. Dat is dan de intervisie. Maar met dit boek wordt een heel pallet aan instrumenten aangeboden waaruit ze kunnen putten.’ Het boek is dan ook vooral bedoeld voor de begeleiders, de facilitators. Maar de deelnemers aan intervisiegroepen kunnen eruit putten, mede omdat er een speciaal werkschrift bij geleverd wordt waarin de deelnemers hun eigen bevindingen en inzichten bij kunnen houden.
Door: Ronald Buitenhuis