Enkele weken voor zijn overlijden sprak Léon de Caluwé een laatste keer met de redactie van Management Impact over zijn levenswerk Leren veranderen, dat hij samen met Hans Vermaak schreef, en de derde editie die recent is verschenen. ‘Dat de theorie uiteindelijk wetenschappelijke erkenning heeft gekregen, betekent veel voor mij.’
Léon de Caluwé had zin in het gesprek, hoewel hij benadrukte dat de nieuwe editie van Leren veranderen het werk is van Hans Vermaak. ‘Ik kijk met een heel positief gevoel terug op de totstandkoming en de betekenis van Leren veranderen’, zei hij. ‘Ik word er nog wekelijks op aangesproken. Vanochtend nog, op een terras in Den Bosch. De theorie heeft erin gehakt. Dat ons verhaal zo lang zo robuust is gebleven, en dat nog steeds is, daar kan ik alleen maar tevreden over zijn. Het is echt een body of knowledge geworden. Maar deze nieuwe editie is het werk van Hans. Daarom hebben wij ook van plaats gewisseld: nu is Hans eerste auteur. En terecht. Ik denk dat hij er nog wel tien jaar mee door kan gaan. De theorie is in goede handen, hij doet het heel bekwaam. Voor mij was dat ook een luxesituatie.’
Wetenschappelijke verankering
De Caluwé was met name trots op de wetenschappelijke verankering van het werk. Dat miste hij nog wel eens in de managementliteratuur. ‘Tachtig procent van wat ik lees, is flauwekul. Het is altijd onze bedoeling geweest om onze theorie stevig te onderbouwen. Daar hebben wij ons buitengewoon voor moeten uitsloven. En het viel niet mee om uiteindelijk een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift af te dwingen. Daar hebben we vier, vijf jaar hard aan gewerkt. Maar tussen 2015 en 2017 zagen drie zulke artikelen uiteindelijk het licht. Het is vooral met ‘The colors of change – revisited’ in het tijdschrift Research in Organizational Change and Development in 2018 dat dat mooi is afgerond. En daar ben ik blij mee, terwijl in zijn algemeenheid is de appreciatie van wetenschappelijke evidentie aan het afnemen.’ De Caluwé hechtte juist aan de wetenschappelijke erkenning. Vanaf 2000 ging hij vijftien jaar lang jaarlijks naar de bijeenkomsten van de Academy of Management. ‘Daar kom je natuurlijk ook hoogleraren tegen die vooral de roem omarmen, maar mij ging het om de theorie. In het begin kregen wij nog wel eens het verwijt dat wij er te wild mee omgingen. Dat de theorie uiteindelijk wetenschappelijke erkenning heeft gekregen, betekent veel voor mij.’
Complexiteit
Dat bevestigde hem ook in de opzet van de theorie, die er juist om ging de complexiteit van veranderingen te leren begrijpen. Het stoorde hem wel dat de kleurentheorie werd gebruikt om dingen te simplificeren, wat eigenlijk tegengesteld was aan wat De Caluwé en Vermaak beoogden. ‘Ach, ieder model kan misbruikt worden, als je het plat maakt. Maar de theorie is juist heel erg gelaagd. We hebben eens een artikel geschreven over de twaalf toepassingsmogelijkheden die wij onderscheiden. Je bereikt er niet zoveel mee als je de kleurentheorie alleen maar gebruikt om de verschillende typen mensen te beschrijven. Het gaat juist om de mate waarin zij in de rolverdeling met andere typen veranderbaar zijn. Dat is juist een heel complex verhaal, omdat mensen buitengewoon constant zijn in hun gedrag. Er zit juist ongelooflijk veel spanning op de manier waarop wij ons tot anderen verhouden. Dat heb ik in die dertig jaar dat ik bij Twynstra & Gudde werkte, vaak van nabij kunnen zien. Ook internationaal. En dan merk je dat wij echt school hebben gemaakt. We zijn overal geweest, tot in Scandinavië, Thailand, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten. En als ik dan zie dat we nog steeds elke week zestig tot zeventig keer worden geciteerd in wetenschappelijke artikelen, vind ik dat een groot compliment. Daardoor kun je ook zien dat het denken over veranderen internationaal gezien overal wel min of meer hetzelfde is, dat er inderdaad een wetenschappelijke consensus bestaat.’
Goed duo
De Caluwé keek met genoegen terug op de samenwerking met Hans Vermaak, met wie bij Twynstra & Gudde een begin kon maken met de ontwikkeling van de theorie. In de tweede helft van de jaren negentig wilde het bekende adviesbureau onderzoeken of de visie die door de verschillende partners werd uitgedragen te vangen was in één verhaal, in één theorie. De Caluwé, die in 1997 was gepromoveerd, Vermaak en enkele andere medewerkers doken diep in de materie en kwamen in 1999 met de eerste editie van Leren veranderen, het boek waarin de kleurentheorie werd beschreven. ‘Wij vormden een goed duo’, vertelt De Caluwé. ‘We zaten echt op dezelfde lijn. Misschien was ik iets meer van de creativiteit, maar daar staat tegenover dat Hans echt van de kwaliteit was. Af en toe sloten wij onszelf op in een conferentieoord om hard door te werken. Onze ambitie was om de gedeelde visie in één plaatje te krijgen. Daar kwamen we aanvankelijk niet zo goed uit. Totdat we het idee van de vijf – en later zeven – paradigma’s bedachten, met de bijbehorende kleuren. Daar hebben we de theorie uit gedestilleerd. Vrijwel meteen wisten we dat we beet hadden. Alle collega’s reageerden enthousiast. Vervolgens hebben wij onszelf opgesloten in een klooster en zijn wij gaan schrijven.’
Evolutie
Het was logisch dat er een derde editie moest komen, vond De Caluwé. ‘Eigenlijk meteen na publicatie van de eerste editie, in 1999, kregen we ontzettend veel feedback. Iedereen deelde zijn vondsten met ons, hoe klein ook. Daardoor evolueerde de theorie ook. Dat is een intens proces geweest. De tweede editie uit 2006 was daardoor al een grote stap vooruit. Ik denk ook dat die editie nog steeds overeind staat. Nu heeft het boek weer een nieuwe fase bereikt, met een prachtige nieuwe kennissite.’
Hij zag het als logisch vervolg op de verdere professionalisering van de veranderkunde. Niet alle ontwikkelingen in het vak konden hem echter bekoren. De Caluwé had weinig op met mensen die een cursus van duizend euro kwamen volgen en achterover gingen hangen, met de impliciete boodschap dat hij zijn ideeën maar duidelijk moest maken. ‘Dat is een vorm van consumentisme waar ik weinig mee had. Mijn motto was altijd: als jij niet bereid bent om te werken, doe ik het ook niet. Dat heeft wel eens tot clashes geleid. Op de universiteit zitten de studenten tegenwoordig ook allemaal met de laptop opengeklapt. Dat vond ik lastig, ik heb veel liever dat mensen goed luisteren en echt iets willen leren. Ik vond het altijd een compliment als de deelnemers achteraf vertelden dat ik echt een ander beeld voor hen had kunnen schetsen, en als er veel respons kwam. Dan proef je meteen wie er gevoel voor heeft.’
Leren veranderen is een everseller geworden en dat is iets waar de meeste managementauteurs alleen maar van kunnen dromen, beaamde De Caluwé. ‘En dat heeft bijzondere gevolgen gehad. Ik kom uit Zeeuws-Vlaanderen, waar mijn vader huisschilder was. Eens per jaar ging hij naar een tweedaags congres, om over zijn vak en de laatste ontwikkelingen te leren. Later heb ik zelf op dat congres mogen spreken. Dat vond ik heel bijzonder, dat ik op een congres van huisschilders over de kleurentheorie mocht praten. En dit jaar was ik nog eregast op de Jaarmarkt in Koewacht, waar ik ben opgegroeid. Een dorpje van tweeduizend inwoners, waar op zo’n dag dertigduizend mensen op afkomen. Dat zijn toch dierbare herinneringen.’
Door: Hans van der Klis