‘Regressie’ is een aanwijzing dat steun en houvast wordt gezocht bij (te) opwindende of (te) moeilijke gevoelens. De functie is bescherming, een behoefte die op zichzelf niet als negatief of diskwalificerend hoeft te worden geduid.
Het begrip komt in deze betekenis naar voren in de objectrelatietheorie (Buckley, 1986; Ogden, 1989), die gaat over het verloop van vroege individuele ontwikkeling. Als de ontwikkeling normaal verloopt kunnen gevoelens gaandeweg worden verdragen en ervaren zoals ze zijn. Ze blijven dan in of dicht bij het bewuste: de gezonde (volwassen) positie. In de regressieve positie worden (te) opwindende en (te) moeilijke gevoelens niet verdragen.Ze worden dan onderdrukt, afgesplitst of aan andere ‘objecten’ toegekend.
Regressie als ontwikkelingsstap
Die objecten, die in deze theorie een ander mens, idee, ding of narratief kunnen zijn, gaan gevoelens zo (helpen) ‘dragen’. Dit gaat vanzelf, automatisch en onbewust en is in principe tijdelijk nodig – zolang de veroorzakende onrust of gevoelens niet zelf worden verdragen. Een ‘regressieve’ en een ‘gezonde’ positie worden in deze theorie beschouwd als ontwikkelingsstappen die na elkaar komen, in elkaar overlopen en waartussen heen en weer kan worden gegaan.
In het volwassen leven is dit proces nog steeds actief. In het systeempsychodynamisch referentiekader wordt het daarom relevant geacht voor hoe werken, veranderen en leren in organisaties plaatsvindt.
Volwassenen kunnen door een teveel aan opwindende of moeilijke gevoelens bewegen van een gezonde naar een regressieve positie, gevoelens afsplitsen of een beroep doen op objecten die hen helpen te gaan (ver)dragen. Bijvoorbeeld zich gerustgesteld voelen door een vertrouwde werkwijze. Dit gaat vanzelf en onbewust. Soms zijn deze onbewuste gevoelens gemakkelijk op te roepen, soms zijn ze moeilijk of niet te bereiken voor introspectie, reflectie of leren (Tuckett, 2011).
Bron: Tijdschrift M&O
Door: Odette Moeskops