Mensen hebben soms onverwachte passies en dat geldt ook voor uw columnist. Al jaren ben ik fan van Land Rovers. Het moeten dan wel de echte zijn. Ik word niet warm van glanzende SUV’s, maar geniet van de schoonheid van de oermodellen.
Tegenwoordig is het liefde op afstand, maar in mijn jongere jaren was ik de trotse eigenaar van een Land Rover 101 ambulance. In Engeland worden deze legertrucks liefkozend ‘101′ (one O one) genoemd. Ik had deze oude legerambulance omgebouwd tot een kleine camper en wij trokken met ons koekblik op wielen door Europa. We kregen vaak leuke reacties. Duitsers, Fransen, Engelsen of Denen staken hun enthousiasme niet onder stoelen of banken en zo ontstonden er leuke contacten.
Nederlanders
Voor medekampeerders uit Nederland lag dat meestal anders. Een ontmoeting met een vader en zoon op een Franse camping staat mij nog helder voor de geest. Zij kwamen aanlopen over het pad waaraan ons buitenmodelletje stond. Toen ze voorbij onze ‘101′ waren, ontdekten ze dat wij gele kentekenplaten hadden. Ze liepen naar ons terug en spraken ons aan. Ik herinner mij nog als de dag van gisteren de openingszin van de vader ‘Gebruikt zeker wel veel diesel?’. U begrijpt dat deze gesloten vraag niet de opmaat was voor een mooi gesprek.
Deze ervaring stond dus niet op zich zelf. Landgenoten waren veel vaker negatief en kritisch over ons vehikel dan andere Europeanen. Hoe komt het toch? Waarom keken Nederlanders zo anders naar onze gekke hobby dan veel andere Europeanen? In het contact met medekampeerders proefde ik vaak dat de criticasters van onze ‘101′ de eigen keus voor een meer traditioneel kampeermiddel stonden te verdedigen. Net alsof onze gekke auto een verlangen opriep dat moest worden weggeredeneerd met rationele afwegingen. Het gesprek had dan niet als doel meer te weten te komen van onze ‘101′, maar was meer een bevestiging dat de eigen keus voor de auto met caravan toch de goede was.
Gesloten kijken in organisaties
Ook in organisaties kijken we vaak op deze ‘gesloten’ manier om ons heen. We hebben de processen ingericht, de samenwerkingsverbanden afgebakend en iedereen weet waar hij aan toe is. Al deze keuzes zijn zorgvuldig afgewogen en gemaakt. Als er dan een ‘101’ langs komt is er lang niet altijd de bereidheid om de zaak open te breken. Dat geldt niet alleen voor medewerkers, dat geldt net zo goed voor managers. Heel vaak zie je dat de energie gaat zitten in het steeds beter doen van hetgeen is bedacht en afgesproken. De sector ‘nieuw en anders’ krijgt veel minder aandacht. Als het economisch goed gaat of de budgetten stabiel zijn, wordt dit niet als probleem ervaren. Als de budgetten krimpen of de concurrentie toeneemt, breekt het gebrek aan veranderingsbereid en innovatie van proces en product de organisatie op. Het roer moet dan om en dat zie je vandaag op alle fronten gebeuren. Zowel in de private als in de publieke sector. Minder budget maakt innovatief. Organisaties vernieuwen hun producten en richten zich op ‘lean’-produceren.
Dit leidt ertoe dat het straks ongetwijfeld weer beter gaat met onze economie. Het risico bestaat dat wij dan weer zelfgenoegzaam worden en trots zijn op onze producten en processen. De kunst wordt om dan toch in te blijven zetten op innovatie. We hebben dan nog steeds ‘one O one’s’ nodig. Herkent u ze als u er een tegenkomt?
Door: Wim Schreuders
Wim Schreuders is zelfstandig interim-manager/adviseur/coach en werkt via zijn eigen onderneming Public Servants BV voor het publieke domein. Hij heeft een brede ervaring als verandermanager in de publieke sector. Lees ook zijn boeken Meer door minder in het publieke domein en Meesterlijk Middenmanagement.