Beste Leike,
Lijkt het nou maar zo, of worden we steeds emotioneler met elkaar? Neem nou Twitter. Mijn tijdlijn vertoont alle kleuren van het emotionele spectrum. Cynisme, wanhoop, woede en verontwaardiging over wat er met ons en onze maatschappij gebeurt; dankbaarheid, (al dan niet passief-agressieve moeder-) liefde, gevoelens van verbinding en verbazing over het schone en mooie dat er ook is. Ook ik merk dat ik vaker de neiging heb om mijn emoties de boventoon te laten voeren. Mijn irritatie over een wanpresterend kabinet dat blijkbaar niet voor een derde keer naar huis gestuurd kan worden. Mijn angst over al die verruwingen en onderlinge bedreigingen op social media en daarbuiten. Mijn zorgen om het klimaat, de biodiversiteit, de pandemie met nieuwe varianten. Over de kloven tussen rijk en arm, en kansrijk en kansloos, over de macht van de technologie en wie daarvan gebruik kan maken.
Ik ben vast niet de enige die worstelt met die emoties, want de populariteit van de stoïcijnse filosofie neemt toe. De stoïcijnen stellen dat het individu zijn gevoelens, emoties en handelingen onder controle dient te hebben, en zich niet negatief moet laten beïnvloeden door de wereld daarbuiten. Dat klinkt als het perfecte copingmechanisme voor onze tijd: beperk je tot je cirkel van invloed. Maar dat betekent ook dat je je emoties reguleert en onder controle houdt. Dat wat René Gude humeurmanagement noemde.
Het zou een individuele oplossing kunnen zijn, maar ik denk dat het niet alleen meer een individueel verschijnsel is. Zijn we nou collectief emotioneler dan tien jaar geleden? Dan in de jaren vijftig? De rol van emoties lijken in het maatschappelijk bestel enorm toegenomen. Van een samenleving die in de jaren 50 nog was gebaseerd op wederopbouw en ‘niet zeuren’, via de emancipatie van het gevoelsleven in de jaren 70 tot de huidige tijd waarin ‘feelings are facts’ en uitvergroten van ‘de onderstroom’ in de mode zijn.
De emoties zelf zijn vast niet meer of minder geworden, maar de manier waarop ze zichtbaar worden, of meer nog de manier waarop ze bepalend zijn, wel. Emoties lijken op die manier steeds minder particulier en steeds meer het belangrijkste vehikel voor het maatschappelijk debat. En daarmee overstromen ze nogal eens de rol van de ratio.
Ik vraag me af of die nadruk op emoties niet een logische uitloper is van de uit de hand gelopen individualisering van wat we nog steeds een samenleving noemen. Niet alleen het persoonlijke is politiek, maar ook de politiek is persoonlijk geworden.
In Onmacht beschrijven we twee belangrijke bronnen voor die individualisering: het neoliberalisme en het postmodernisme. Het neoliberalisme gaat uit van het eigenbelang van het individu: het eigenbelang van de consument stuurt met een onzichtbare hand via de markt het eigenbelang van ondernemers. Egoïsme als motor van economie en maatschappij.
Het postmodernisme kleurt in hoe we de werkelijkheid beleven. Die is daarin subjectief: ieder heeft zijn eigen waarneming, zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen waarheid. Egocentrisme als het venster op de wereld.
Dat we daardoor in een verregaand individualisme terechtgekomen zijn, daarover is geen twijfel. Maar raken we inmiddels niet in een volgende fase van individualisering? Een fase waarin emoties niet langer gehanteerd worden als persoonlijke gewaarwording, maar als maatschappelijke feiten waar anderen verantwoordelijk voor zijn? Mijn emotie is jouw probleem.
Bewegen we naar we ondertussen via egoïsme en egocentrisme naar een tijdperk van EMOcentrisme?
Ik vind het een angstige gedachte…
Groet,
Jaap
Veranderkundigen Leike van Oss en Jaap van ’t Hek schreven samen veel boeken over verandermanagement en veranderkunde. Daarnaast schrijven ze elkaar brieven. Hun nieuwste boek is: Onmacht >>>