Je hoeft geen nieuwe verbrandingsmotor te ontwikkelen om een octrooi aan te vragen. Volgens octrooigemachtigde Thomas Remmerswaal van EP&C Patent Attorneys denken uitvinders vaak veel te groot. ‘Je komt al in aanmerking voor een octrooi op het moment dat je een bepaalde verbetering aanbrengt ten opzichte van hoe dat tot nu toe gebeurde, in zoverre dat het nieuw is en niet voor de hand ligt. En dat hoeft zeker geen rocket science te zijn’.
‘Een van de meest aansprekende voorbeelden uit ons vakgebied is het Bolletje beschuit met inkeping. Dat is bedacht door een uitvinder in zijn schuurtje’, vertelt Remmerswaal, ‘Op die inkeping zat een octrooi, maar inmiddels is de maximum levensduur van 20 jaar voorbij. De bedenker heeft een octrooi aangevraagd en is daarna naar Bolletje gestapt met de vraag of zij er iets mee wilden. Hij werd afgewezen, maar toch ontwikkelde Bolletje beschuit met een inkeping. De uitvinder had met zijn octrooi de middelen in handen om ze te dwingen om te stoppen met de productie, of een licentie aan te vragen.
Begin in een vroeg stadium
Remmerswaal geeft hiermee gelijk een belangrijke tip voor uitvinders of organisaties die aan het innoveren zijn: ‘Ga in een vroeg stadium na of er een octrooi mogelijk is, misschien juist wel als je een kleine organisatie of startup bent. De grotere bedrijven kunnen een product van de tekentafel naar de markt brengen, maar kleinere partijen zijn vaak afhankelijk van andere spelers om te ontwikkelen en tot productie over te gaan. Dat kun je op basis van vertrouwen doen, maar dat is risicovol. Als je je vinding beschermt voordat je verder gaat met je idee, heb je een stok achter de deur die ervoor zorgt dat er niet met jouw idee aan de haal mag worden gegaan. Ook voor startups is dat heel interessant. Want die zijn vaak afhankelijk van investeerders. Die zullen sneller investeren als ze weten dat een startup over een octrooi, en dus een monopoliepositie beschikt. De waarde van de startup stijgt daardoor omdat het idee voor een langere tijd beschermd is van concurrenten .’
Toch zit daar ook een spanningsveld, beaamt Remmerswaal: ‘De belangrijkste eis voor een octrooi is dat het nieuw moet zijn, maar daar zit frictie, want je wilt ook polsen in de markt hoe iets valt. Enerzijds is het belangrijk op tijd je octrooiaanvraag in te dienen om duplicatie te voorkomen, maar je wilt ook voorkomen dat je een kostbaar octrooitraject start, terwijl de voordelen daarvan beperkt zouden zijn. Wij denken in een vroeg stadium mee met de klant om te kijken of iets een serieuze kans maakt om geoctrooieerd te worden. We kijken onder meer wat er in de markt bekend is, zodat je je octrooiaanvraag daar beter omheen kan bouwen. ‘ Hij vervolgt: ‘Het beste is dus om je in een vroeg stadium bewust te worden van de mogelijkheden voor bescherming. Eigenlijk zou dat een verplichte stap in een ontwikkeltraject moeten worden: niet alleen of de vinding goed werkt en op de markt kan komen, maar ook of je het kunt beschermen.’
Onderzoek doen
Op het moment dat een partij denkt dat de uitvinding beschermd moet worden, wordt Remmerswaal ingeschakeld. Voor hem begint dan een van de leukste kanten van zijn werk: het onderzoek doen naar de uitvinding: ‘Octrooigemachtigden zijn allemaal technisch geschoold, dat is belangrijk om snel uitvindingen te kunnen doorgronden. Een van de eerste stappen is het uitspitten van octrooidatabases. Octrooiaanvragen worden altijd gepubliceerd, dat is de essentie van het octrooisysteem. Met een octrooi krijg je een monopoliepositie, maar de keerzijde voor een monopolie is dat jij moet prijsgeven wat je daadwerkelijk hebt uitgevonden, zodat een ander daarmee verder kan. Alle octrooiaanvragen worden na anderhalf jaar gepubliceerd en zichtbaar voor iedereen. Het is als bedrijf mogelijk om in de database zogenaamde watches uit te zetten op je concurrentie, zodat je in vroegtijdig stadium al ziet wat jouw concurrentie heeft geoctrooieerd; vaak voordat die ermee op de markt staat.’
Als je een nieuwe uitvinding hebt gedaan, komt niet alleen het octrooirecht om de hoek kijken. Vaak is er een verband met andere rechten, zoals het modelrecht en soms het merkrecht. Remmerswaal legt uit hoe die zich tot elkaar verhouden: ‘Je zou kunnen stellen dat bepaalde uitvindingen die je doet zich op verschillende vakgebieden bevinden. Octrooien zijn nadrukkelijk gericht op technische aspecten, maar als de uitvinding wat betreft vormgeving eruit springt, dan kun je dat beschermen met modelrecht. Je ziet vaak dat wanneer je octrooi- of modelhouder bent, je een getrapte procedure kunt beginnen. Zowel het octrooirecht als het modelrecht kan worden ingeroepen om de kansen om inbreukmakers van de markt te weren te vergroten. Een andere bekende is natuurlijk het merkenrecht, dat is om de herkomst van producten aan te duiden en bijvoorbeeld te voorkomen dat een derde partij kan profiteren van de reputatie van de merkhouder.’
Hij verduidelijkt het met een voorbeeld: ‘Een vakgebied wat ik interessant vind, is de verpakkingsindustrie. Daar is steeds meer de trend om lichtgewicht en recyclebare verpakkingen te maken. Maar soms kom je daar best voor een uitdaging te staan. Neem bijvoorbeeld chipszakken. Kenmerkend is de glimmende laag aluminium aan de binnenkant van de kunststof zak. Dit is bedoeld om het zuurstof tegen te houden waardoor de chips lekker krokant blijft. Maar juist dat aluminium kan je niet scheiden van het kunststof en dat maakt dat de verpakking niet goed recyclebaar is. Je wilt dus eigenlijk een zak die alleen uit kunststof bestaat, maar dat zorgt ervoor dat de chips zacht wordt. Daar zijn nu dus veel ontwikkelingen in. Tegelijkertijd is de vormgeving van dergelijke verpakking ook belangrijk om de aandacht van consumenten te trekken, dus zie je daar steeds nieuwe ontwerpen voor verschijnen in de markt. Verpakkingen zijn typisch een voorbeeld waar technologie en vormgeving bij elkaar komen en waar je modellen en octrooien door elkaar kunt gebruiken.’
Hoewel je eigen product beschermd kan zijn door een octrooi, loop je wel het risico dat anderen ermee aan de haal gaan door het aan te passen, zegt Remmerswaal die weer een voorbeeld geeft: ‘Een concurrent kan op details een octrooi aanvragen. Jij had bijvoorbeeld octrooi kunnen aanvragen voor een gelzadel voor een fiets. Dat is op zichzelf een octrooieerbare verbetering, want de gel maakt de fiets comfortabeler ten opzichte van een gewoon zadel. Maar dat neemt niet weg dat er al andere partijen in de markt kunnen zijn die een octrooi op een fiets met een zadel hebben. Wanneer jij een fiets met jouw gelzadel op de markt brengt, dan ben je nog steeds een fiets met een zadel op de markt aan het brengen, dus je valt nog steeds onder het octrooi van die andere partij. Maar als je concurrent ook gelzadels wil verkopen, ben je van elkaar afhankelijk. Wat in dat soort situaties mogelijk is, is dat je een kruislicentie afsluit waarin je afspreekt dat je inbreuk mag maken op elkaars octrooi.’
Kostbaar en langdurig traject
Een octrooiprocedure kan kostbaar en langdurig zijn. Dat komt mede omdat er in elk land een aparte procedure aangevraagd moet worden, waarbij de regels niet eenduidig zijn. ‘Er zijn wel samenwerkingsverbanden tussen landen, maar in de basis moet je per land een octrooi aanvragen’, legt Remmerswaal uit. ‘In Europa wordt wel gewerkt aan een unitair octrooisysteem, om die toetsingsprocedure te centraliseren. Dat scheelt de octrooiaanvrager tijd en geld. Voor merken en modellen kun je met een aanvraag je product al wel in de hele EU beschermen.’
Waar je een octrooi aanvraagt is dus afhankelijk van de belangen die je hebt, zegt Remmerswaal: ‘De Farmacie heeft heel veel belangen en die zijn geneigd om voor een octrooiaanvraag in veel landen te kiezen. Maar de offshore-industrie kiest alleen landen die aan de kust liggen, omdat hun belangen daar het grootst zijn.’ De farmaceutische industrie is overigens de laatste tijd voor het grote publiek in het nieuws omdat ze bezig zijn met de ontwikkeling van vaccins tegen COVID-19. Daardoor wordt ook de ethische vraag relevant of het patent of het maatschappelijk belang van een uitvinding zwaarder weegt. Remmerswaal snapt de moeilijkheid in de discussie: ‘Vanuit maatschappelijk oogpunt is het soms ongewenst dat er octrooien zijn, maar een octrooi is een prikkel om te innoveren. Want wie gaat er veel geld in een ontwikkeltraject steken als er niet een bepaalde beloning tegenover staat? De overheid heeft wel een troef in handen met een dwanglicentie. Als het maatschappelijk belang dermate groot is, kunnen zij dwingen een licentie af te geven. Dan krijg je wel een vergoeding, maar dan kunnen andere partijen bijvoorbeeld ook vaccins maken. Je ziet in de praktijk dat sommige farmaceuten zulke samenwerkingen al uit zichzelf zijn aangegaan.’
Hou een logboek bij
Tot slot geeft Remmerswaal, die een webinar geeft over intellectueel eigendom, nog tips aan organisaties en uitvinders die overwegen om een octrooi aan te vragen: ‘Houd een logboek bij met wat je hebt ontwikkeld en welk probleem je hebt opgelost. Want op het moment dat je een probleem hebt opgelost, heb je een uitvinding gedaan. Die ontwikkeling is dan makkelijk terug te vinden. Als je denkt: dit is interessant – en dan moet je de lat vooral niet te hoog leggen – neem dan eens contact op met ons zodat we met je mee kunnen kijken. Wees gerust, we zullen niet gelijk wereldwijde bescherming aanvragen en je op hoge kosten jagen. Dat is niet ons model, wij denken eerlijk mee. Als het beter is om geen octrooi aan te vragen zullen we het ook eerlijk zeggen.
Wees je ervan bewust dat een uitvinding niet groot hoeft te zijn, zegt hij. ‘Denk maar aan het voorbeeld van het beschuit met inkeping. Sterker nog, vaak kan een kleine vinding interessanter zijn dan wanneer je bijvoorbeeld in de ruimtevaart een ontwikkeling doet aan een raket. Want wat wil je octrooieren als je weet dat alleen de NASA of SpaceX mogelijk inbreuk gaat maken? De economische grondslagen voor een octrooi zijn net zo belangrijk als de technologische.’
Door: Eduard van Brakel