In de provocatieve stijl van hulpverlening zijn empathie, humor en uitdaging onlosmakelijk met elkaar verbonden. In dit artikel beschrijft psychotherapeut Jeffrey Wijnberg hoe deze speelse maar effectieve grondhouding werkt in de praktijk.
De grondhouding, zoals telkens weer gedoceerd in alle opleidingstrajecten van de provocatieve stijl, is een speelse mix van empathie, humor en uitdaging, en dan niet per se in die volgorde. Empathie zonder humor en uitdaging is passief luisteren, humor zonder empathie en uitdaging klinkt vaak cynisch en uitdaging zonder empathie en humor klinkt pesterig en ondermijnend. Die drie elementen van de grondhouding hebben elkaar nodig en voor een provocatieve hulpverlener is het de kunst is om deze drie elementen tegelijkertijd in te zetten.
Maar voordat ik hier verder op inga, eerst iets anders dat een integraal onderdeel vormt van de grondhouding: enerzijds zal de provocatieve therapeut iets uitstralen wat voor hem eigenlijk niets hoeft te veranderen, dat de cliënt goed genoeg is zoals hij is, anderzijds zal hij een heimelijke agenda voeren om toch tot een resultaat te komen, ook al is dat resultaat enkel en alleen maar acceptatie. Deze houding van ‘niets-hoeven’ komt tot zijn recht in het volgende gesprek:
Cliënt: ‘Ik vind het allemaal erg verwarrend.’
Therapeut: ‘Nou, daar sluit ik mij bij aan.’
C: ‘Ja, maar zo schiet het natuurlijk niets op.’
T: ‘Nee, maar ik wist helemaal niet dat je wou opschieten en al helemaal niet waar naartoe.’
C: ‘Hmmm, nu je het zo zegt … ik eigenlijk ook niet.’
T: ‘Nee, misschien moet je nog eens uitleggen wat het probleem is, want dat begrijp ik ook niet.’
C: ‘Hmmm, tja, het probleem is mijn vriendin.’
T: ‘Ja, die loopt niet weg, maar wat is jouw probleem met haar?’
C: ‘Dat ik wakker lig van onze ruzies.’
T: ‘Zou dat ook niet haar bedoeling zijn, ik bedoel dat je wakker ligt van haar gelijk?’
C: ‘Hmm, zo heb ik het nooit bekeken.’
T: ‘Nee, denk daar maar even over na.’
C: ‘Dus, ik moet haar gewoon het gelijk gunnen?’
T: ‘Klinkt goed, maar ik weet niet of je dat kan.’
C: ‘Nee, ik ook niet.’
Zoals je kunt zien, zit er niet echt beweging in dit gesprek en zeker geen sturing van de therapeut. Hij blijft nadrukkelijk inzetten op ‘geen beweging’. Belangrijk is om te benadrukken dat de provocatieve therapeut deze vorm van passiviteit echt moet uitstralen. Hij mag vrolijk, hartelijk en enthousiast zijn, maar zal tegelijkertijd een blik in zijn ogen moeten hebben van ‘alles is al goed zoals het is’ en hij zal moeten ‘opschrikken’ als de cliënt in beweging komt.
Heimelijk zal de therapeut wel degelijk wensen dat er verlichting komt voor de cliënt, maar dat bewerkstelligt hij op indirecte wijze. Hoe dit precies werkt, wordt besproken in hoofdstuk 10 over ‘effecten’. Zoals uitgebreid in de provocatieve opleiding aan de orde komt, heeft de basishouding drie elementen die elk apart even belangrijk zijn: humor, empathie en uitdaging.
Humor
Toen ik Frank Farrelly voor het eerst aanschouwde, was het gelach tijdens een therapiesessie voor mij ‘not done’. Net als andere klassiek geschoolde therapeuten was ik gewend om een serieuze toon aan te slaan en ik voelde zelfs wat boosheid dat Frank hier kennelijk lak aan had. Tegelijkertijd was ik ook behoorlijk jaloers en wou dat ik ook grappig kon zijn, zeker in het contact met mijn cliënten. Toen ik tijdens mijn eerste eigen therapiesessie met Frank ook in lachen uitbarstte, was ik vastberaden: ik zou ook op die manier de provocatieve stijl gaan beheersen. Maar hoe kun je grappig zijn of grappig worden als je uit serieus hout gesneden bent? Wat bleek, is dat ik vanuit de basishouding van empathie en uitdaging als vanzelf begon te lachen en vooral omdat de verschillende uitdagingen tot hilariteit leidden. Ik was gered. En zo ontwikkelde ik, steeds vaker, een vorm van lachend contact met mijn cliënten, waarop ik tot op de dag van vandaag behoorlijk trots ben. Want lachend het serieuze werk kunnen doen van een psychotherapeut, dat is een flinke kers op de feesttaart.
Om te beginnen is het wel de bedoeling dat je de lach ‘opzoekt’, oftewel oog leert hebben voor wat grappig is. En dat kan natuurlijk van alles zijn: hoe de cliënt is gekleed, hoe hij binnenkomt, hoe hij gaat zitten, hoe hij kijkt, of hoe hij, bijvoorbeeld, niet echt duidelijk kan maken wat zijn probleem is. Een handige manier om de lach op te wekken is door samen te zoeken naar een passende bijnaam, eentje waarmee de cliënt juist niet erg blij is. Die ongemakkelijkheid leidt juist tot wederzijds gelach, omdat het de cliënt telkens weer herinnert aan wat de kern van zijn probleem is. Zo noem ik Carla juist ‘het leuke meisje’ omdat zij van haar lieve imago af wil.
Nu zou ondertussen de vraag gerechtvaardigd zijn wat de noodzaak is om de lach op te zoeken, terwijl cliënten juist gebukt gaan onder serieuze levensproblematiek. Welnu, het blijkt dat de lach helpt om die zwaarte te verlichten, alsook dat de lach het gevoel van angst of onvrede behoorlijk neutraliseert. Ook als cliënten, op een later moment, aan hun probleem denken, dan zal het lachen daarover een andere beleving oproepen, waardoor ook dan de gevoelde zwaarte welhaast verdwijnt. Overigens is het lachen een emotie die in de dagelijkse beoefening van psychotherapie een ondergeschoven kindje is. Klassiek geschoolde therapeuten hebben dikwijls de overtuiging dat lachen synoniem is met weglachen. En weglachen is weer een vorm van vermijding, die in een therapeutisch proces verboden is.
De cliënt dient zijn probleem onder ogen te zien en moet niet met gelach eronderuit proberen te komen. Maar deze zienswijze is mijns inziens achterhaald, en dan vooral omdat er allerlei variaties zijn in het lachen dat de mens produceert, zoals de lach die voortkomt uit een vorm van zelfinzicht. In de praktijk zie ik bij cliënten vooral opluchting als zij ontdekken dat er tijdens de therapeutische gesprekken ook gelachen kan worden. Interessant is ook het gegeven dat lachen ook helpt als geheugensteun: juist de meest absurde beelden of woorden blijven beter hangen in het geheugen, waardoor het leerproces tijden de therapie beter overeind blijft.
Door: Jeffrey Wijnberg
Bron: De essenties van provocatieve therapie – Ik lach je niet uit, ik lach je toe