In het tweede kwartaal van 2024 waren er in Nederland 370.000 mensen werkloos, wat neerkomt op 3,6 procent van de beroepsbevolking. Van deze groep zijn 61.000 mensen (16 procent) al minstens een jaar werkzoekend (CBS, 2024). Baanverlies kan vrijwillig zijn, zoals wanneer iemand zelf het besluit neemt om de organisatie te verlaten, of onvrijwillig als de werkgever het heft in handen neemt, bijvoorbeeld vanwege een reorganisatie of een arbeidsconflict. Hoewel de meeste mensen – ongeveer 80 procent – weinig emotionele stress ondervinden na baanverlies, ervaart een minderheid – circa 18 procent – significante emotionele stress, zoals rouw-, depressieve en angstklachten (Bonanno et al., 2011).

Als professional weet je hoe groot de impact van baanverlies kan zijn. Het staat niet voor niets in de top vijf van meest stressvolle gebeurtenissen (Miller & Rahe, 1997). Het verlies van een baan brengt niet alleen verlies van inkomen met zich mee, maar leidt vaak ook tot secundaire verliezen, zoals verlies van financiële zekerheid, toekomstperspectief, collega’s en maatschappelijke status. De impact waarop iemand hiermee omgaat.
Betekenis van werk
In juni 2020 verscheen een artikel in Het Parool, ‘Ik werk, dus ik ben’ (Grosfeld, 2020), waarin wordt benadrukt hoe normaal het in Nederland is om je te identificeren met je baan. Vaak is het eerste wat we vragen bij een nieuwe ontmoeting: ‘Wat doe jij voor werk?’
Werk verbindt ons met een ‘tribe’, een sociale groep waar we deel van uitmaken. Het geeft ons een plek in de samenleving en het verlies van werk voelt daarom vaak als het verlies van een sociale en culturele rol (Kramer & Braun, 2018). Werkverlies kan voelen alsof je uit je tribe wordt gezet – de meest extreme vorm van uitsluiting voor ons mensen als sociale dieren.
Werk is meer dan rekeningen betalen
Werk is niet alleen een manier om de rekeningen te betalen; het geeft structuur aan de dagen, sociale contacten buiten de familie en het gevoel bij te dragen aan een groter doel. Het geeft sociale status, identiteit, zingeving en zorgt ervoor dat we actief en betrokken blijven (Jahoda, 1981). De waarde die we hechten aan werk is door de jaren heen alleen maar toegenomen. We halen voldoening uit ons werk en zijn er trots op dat we hard werken. Sinds de hoogtijdagen van het existentialisme in de jaren zestig van de vorige eeuw, is het gangbaar om te denken dat we zelf verantwoordelijk zijn voor ons geluk en zijn we onze identiteit gaan baseren op wat we doen – niet op wie we zijn. Onze persoonlijke identiteit (wie we zijn) en onze professionele identiteit (wat we doen) zijn daardoor sterk vervlochten geraakt (Verhaeghe, 2012).
De betekenis die we aan ons werk geven, draait om zingeving en vier centrale vragen: ‘Wat doe ik?’, ‘Waar hoor ik bij?’, ‘Wie ben ik?’ en ‘Waarom ben ik hier?’ (Pratt & Ashforth, 2003). Na ontslag kan het beantwoorden van deze vragen en het vinden van jouw plek in de wereld een stuk lastiger zijn. Dit kan leiden tot een intens proces van loslaten en opnieuw definiëren van je persoonlijke en professionele identiteit. De reacties die ik hierin waarnam bij mijn cliënten leken sterk op rouw, zoals bij Emine.
Emine
Emine, 57 jaar oud, heeft bijna veertig jaar in de zorg gewerkt. Zij vond het heerlijk om mensen te verzorgen en een glimlach op hun gezicht te toveren, juist bij degenen die door collega’s als ‘lastig’ werden bestempeld. Met geduld, aandacht en humor lukte het haar om iedereen te helpen, zelfs de meest uitdagende cliënten kreeg zij onder de douche. Wanneer er diensten moesten worden opgevangen, was zij vaak de eerste die werd gebeld. Haar inzet en passie werden niet alleen door haar cliënten, maar ook door haar collega’s gewaardeerd.
Een aantal jaar geleden werd bij Emine een spierziekte vastgesteld, waardoor zij is uitgevallen en terugkeer in haar eigen werk onmogelijk werd. Ook andere functies binnen de zorg waren niet haalbaar vanwege haar beperkte belastbaarheid, waardoor zij is ontslagen. Alhoewel zij zich ook zorgen maakt over haar gezondheid, is de vraag die haar vooral bezighoudt: ‘Wie ben ik als ik niet meer voor anderen kan zorgen?’
Ze was haar baan. Emine is iemand die geweldig is in hulp geven, maar om hulp vragen en het ontvangen is een stuk lastiger. Ze voelt zich verdrietig en machteloos dat zij haar vak niet langer kan uitoefenen. Het idee dat zij niet meer kan doen waar zij zo goed in was, breekt haar hart. Ze weet niet goed wat haar plek in de wereld is en vraagt zich af waar zij haar zorghart kwijt kan. Dit maakt dat ze zich steeds meer terugtrekt uit haar omgeving en veel piekert over hoe dit heeft kunnen gebeuren.
Zelfdeterminatietheorie
Om meer zicht te krijgen op de betekenis van werk is de zelfdeterminatietheorie behulpzaam. Deze theorie van Ryan en Deci (2000) richt zich op wat mensen motiveert en hun vermogen om autonoom beslissingen te nemen. Deze theorie is breed omarmd in uiteenlopende domeinen, zoals onderwijs, gezondheidszorg, sport en technologie. En terecht, want hij kan in zoveel situaties worden toegepast. Volgens deze theorie hebben mensen drie psychologische basisbehoeften:
- Autonomie: De behoefte om controle te ervaren over ons eigen leven en onze keuzes.
- Competentie: De behoefte om ons bekwaam en effectief te voelen in wat we doen.
- Verbondenheid: De behoefte aan verbinding en gezelschap van anderen.
Deze drie basisbehoeftes kunnen binnen het werk worden vervuld, maar ook gefrustreerd raken. Wanneer je cliënten hun baan kwijtraken, ervaren ze vaak minder autonomie. Het is ze niet gelukt om hun baan te behouden, waardoor ze geloven dat ze ook geen invloed kunnen uitoefenen in de wereld om hen heen.
Competentie
Competentie is nauw verbonden met zelfvertrouwen; binnen hun werk kunnen je cliënten taken verrichten waar zij zich bekwaam in voelen. Na ontslag wordt het echter een stuk lastiger om dat gevoel van competentie vast te houden.
Hoewel zij misschien goed zijn in bijvoorbeeld Sudoku of Candy Crush, draagt dat waarschijnlijk niet bij aan hun gevoel van competentie. Daarnaast verliezen je cliënten door hun ontslag vaak een deel van hun sociale contacten, wat het moeilijk maakt om verbondenheid met anderen te ervaren. Kortom, de kans is groot dat hun baanverlies een negatieve impact heeft op alle basisbehoeftes van de zelfdeterminatietheorie.
Intrinsiek gemotiveerd: meer moeite met baanverlies
Als je cliënten werk deden waarbinnen de drie basisbehoeftes werden vervuld, is hun baanverlies vaak moeilijker om te verkroppen. Als ze intrinsiek gemotiveerd waren voor hun baan, dan verrichtten ze hun taken met plezier en hechtten ze waarde aan hun werk. Dit in tegenstelling tot mensen die vooral extrinsiek gemotiveerd zijn, die vaak primair voor het geld werken en beduidend minder waarde aan hun werk hechten. Voor intrinsiek gemotiveerde mensen heeft het verlies van hun baan daarom vaak meer impact dan voor degenen die werk voornamelijk als bron van inkomsten zien.
Bron: Van de baan
Door: Janske van Eersel